Johan Creten exposeert zijn beeldhouwwerken van New York tot Seoel, al is hij in eigen land lang een beetje over het hoofd gezien. “Ik maak figuratieve beelden, maar ook abstract werk. Mensen vinden dat verwarrend, maar ik wil doen waar ik zin in heb.”
Johan Creten is al minstens dertig jaar onderweg. Dat blijft zo, ook al heeft hij in de huidige omstandigheden wat gas terug moeten nemen. De beeldhouwer is net terug van een verblijf in Sète in Frankrijk, waar hij een atelier heeft op de kade van de oude vissershaven, en morgen vertrekt hij naar Den Haag, waar enkele werken in klei al een jaar vochtig worden gehouden bij Struktuur68, wachtend op zijn terugkeer. Parijs is zijn thuis sinds de jaren tachtig. Hij heeft er een appartement met uitzicht op de tuin van Musée Picasso, in de Marais. Met zijn partner Jean-Michel Othoniel, ook beeldhouwer, heeft hij de voorbije twee jaar een gigantische opslagplaats verbouwd aan de overkant van de Périphérique, in Montreuil. Creten en Othoniel hebben ambitieuze plannen voor La Solfatara, hun nieuwe hoofdkwartier, al blijven die nog vertrouwelijk tot de pandemie is uitgeraasd. Het atelier van Creten is bijna klaar. De oven is geïnstalleerd, maar er moeten nog wat elektrische kabels worden getrokken.
Johan Creten ziet zichzelf als een précurseur, een voorloper. “Toen ik begon in de jaren tachtig, aan de academie van Gent, was klei totaal taboe. Keramiek was toegepaste kunst, handenarbeid, iets voor vrouwenclubjes, tweederangs. Maar de beelden die ik maakte waren anders, toen al. Ik heb nooit zin om alles uit te leggen, maar het is duidelijk dat een deel van mijn werk over fascisme gaat, over ecologie, over homofobie, over de relatie tussen man en vrouw, over seksualiteit.”
Reizen met twee handen
“Ik ben heel vroeg uit België vertrokken, omdat er geen plaats was om te maken wat ik wilde maken. Ik wilde vrij zijn en ik heb het geluk gehad dat ik bijna twintig jaar lang heb kunnen zwerven van de ene plek naar de volgende. Ik heb in de woestijn in Mexico gewerkt, drie jaar op South Beach in Miami doorgebracht. Ik heb in Wisconsin gewerkt, in Rome geleefd. Ik gebruikte de klei die ik ter plekke kon vinden. Ik reisde met mijn twee handen en vond iedere keer een nieuwe manier om dingen te doen. Dat waren fantastische ervaringen. Keramiek is per definitie sedentair. Dat doe je op een vaste plek. Maar ik maakte keramiek als een zwerver. Parijs is mijn thuisbasis. Ik exposeerde er voor het eerst in de jaren tachtig. In 2004 nam ik de beslissing om te blijven. Wat niet wegneemt dat ik altijd ben blijven reizen. Er is nog altijd iets in mij dat zegt: ik wil weg, on the road again.” Hij voelt zich nog altijd een beetje onbekend in eigen land. Zijn eerste belangrijke solotentoonstelling in België, De Storm, in het Middelheimmuseum, vond pas plaats in 2014. “Permeke, Ensor, Broodthaers, dat zijn mijn roots, ik draag ze in mijn ziel. Natuurlijk hoop je, weet je, dat je tijd ooit komt. Het meesterwerk van Ensor is ook ooit vertrokken naar Amerika. Ik kon niet in het SMAK geëxposeerd worden, maar wel in het Louvre. Niet in het M HKA? Wel in het Bass Museum in Miami.”
Geen macho in zwart pak
Johan Creten wil vooral niet bitter klinken. Dat is hij niet. Maar feiten zijn feiten. “Ik heb nooit verstopt dat ik gay ben. Ik maak figuratieve sculpturen van klei die, bijvoorbeeld, iets zeggen over fascisme in Vlaanderen. Ik draag jasjes van Etro en van Dries Van Noten. Ik ben geen macho in een zwart pak en daar betaal ik een prijs voor. De Biënnale van Venetië doen voor België, daar kan ik misschien wel naar fluiten. Een grote staatsopdracht is niet voor morgen. Anderzijds: doen wat je wilt doen kan veel deuren openen. Je moet wel durven. Je moet uitdagingen aangaan en er energie uit halen.”
Hij vond Vlaanderen vroeger altijd zwart. “Ik hou van opvallende, gekleurde jasjes. Wanneer ik in Vlaanderen naar vernissages ging, was ik altijd de enige die geen zwart droeg. Toen ik voor het eerst naar een opening ging bij Perrotin, droegen de mensen kleur.” Vandaag draagt hij een jasje van Etro, met strepen in rood, wit en blauw.
Perrotin, de galerie van onder anderen Takashi Murakami, Maurizio Cattelan, JR en Jean-Michel Othoniel, vertegenwoordigt hem in Parijs en vijf andere wereldsteden, van New York tot Shanghai. “Negentig procent van mijn verzamelaars is internationaal. Dat is op dit moment een uitdaging. De digitale kunstwereld functioneert, je kunt verkopen op Instagram. Maar het werk in het echt zien blijft toch primordiaal, zeker voor beeldhouwwerk. Mijn exposities zijn vaak evenementen. De tentoonstelling die nu in Rome loopt is een verhaal waar je door loopt. Dat kun je niet vervangen door iets digitaals. En tegelijk is Instagram fantastisch, ook omdat je er een jonger publiek mee bereikt. Het komt erop aan een nieuwe balans te vinden.”
Bloedserieuze onderwerpen
In België werkt hij sinds jaar en dag met de kleine, gespecialiseerde galerie Transit in Mechelen, maar ook met Almine Rech in Brussel, een ‘internationale machine’. Architect Peter Marino plaatste zijn sculpturen in de flagship-stores van onder meer Chanel. “In de luchthaven van Hongkong hangt een van mijn grootste wandwerken in gouden keramiek in de winkel van Chanel. Dat is een groter werk dan in eender welk museum. Ook omdat Chanel de bud-getten heeft om zo’n opdracht te laten realiseren.”
“Ik zie mijn werk als een schakel in een ketting.
Het is heel duidelijk naar de toekomst gericht, zonder daarbij het verleden te verloochenen. Ik gebruik verleidelijke kleuren en materialen. Maar achter die schoonheid schuilt vaak een bloedserieus onderwerp.” Pliny’s Sorrow, de grote aalscholver die voor het Red Star Line Museum in Antwerpen staat, gaat over de opkomst van extremen, “al zien sommige mensen er ook een ecologische ramp in, met een vogel waarvan de veren onder de olie zitten. De titel verwijst dan weer naar het voorbijgaan van de tijd. Plinius die Pompeï ten onder ziet gaan: een individueel gevoel van verdriet. Mijn werk is hybride. Ik heb figuratieve beelden, maar ook heel abstract werk. Veel mensen vinden dat complex. Maar ik vind vrijheid, doen waar ik zin in heb, belangrijk.”
Hij vertelt over de kopers van een werk, Les Amants, dat twee opgewonden hanen voorstelt. “Twee weken later zie ik die verzamelaars, een man en een vrouw, op de opening van een tentoonstelling. Die meneer ziet me en wordt bloedrood: ‘Mijnheer Creten,’ zegt hij, ‘u hebt mij twee hanen verkocht.’ Het was hun in eerste instantie niet opgevallen. Die man was echt kwaad.”
“Kunstwerken zijn tijdbommen,” zegt hij, “die heel langzaam afgaan.”
De verzamelaars, glimlacht hij, zijn intussen intens gelukkig met hun werk.
TEKST JESSE BROUNS
FOTO’S JAN VERLINDE
knack weekend 24 maart 2021