Terug naar overzicht

Texts & Publications - Johan Creten


2022_LOEIL_BESTIARIUM-mobile

C’est dans ma nature | Johan Creten

  • This publication was published on the occasion of the exhibition C’est dans ma nature in galerie Transit, August 29 to October 17, 2021 and is available in three versions: Dutch, French and English.
  • © Johan Creten, the autors & galerie Transit  ISBN: 978-2-9554245-5-1
  • Design: Catapult, Antwerpen
  • Text  Barbara De Coninck
  • Translation NL-EN Helen Simpson,  Translation NL-FR Michèle Deghilage
  • Printed by Zwartopwit, Herenthout, België
  • Distribution galerie Transit, edition 50
  • price:  € 45 [NL + FR + EN], € 15 one language | free postage within the EU

Drawing a Blank | Johan Creten

Published on the occasion of the presentation of the drawings by galerie Transit, Art on Paper, Brussels International Contemporary Drawing Fair, Bozar, Brussels, Belgium, 15 – 19.09.2021
Edition: 1000
Text Colin Lemoine
Translation Machteld Castelein, Patrick Lennon
Photography Picto France
Book design Catapult, Antwerp, Belgium
Cover linen Brillianta by Van Heek Textiles
Paper Munken Pure Rough (EU Ecolabel, FSC) by Arcticpaper
Typeface Avenir Next by Adrian Frutiger and Akira Kobayashi (2003)
Production coordination Studio Creten, Paris, France
Printing Zwartopwit, Herenthout, Belgium
Binding Brepols, Turnhout, Belgium
Edited by La Solfatara, 183 Rue Etienne Marcel, FR – 93100 Montreuil
Price:  € 45 | free postage within the EU


Johan Creten exposeert zijn beeldhouwwerken van New York tot Seoel, al is hij in eigen land lang een beetje over het hoofd gezien. “Ik maak figura-tieve beelden, maar ook abstract werk. Mensen vinden dat verwarrend, maar ik wil doen waar ik zin in heb.”Johan Creten is al minstens dertig jaar onder-weg. Dat blijft zo, ook al heeft hij in de huidige omstandigheden wat gas terug moeten nemen. De beeldhouwer is net terug van een verblijf in Sète in Frankrijk, waar hij een atelier heeft op de kade van de oude vissershaven, en morgen vertrekt hij naar Den Haag, waar enkele wer-ken in klei al een jaar vochtig worden gehouden bij Struktuur68, wachtend op zijn terugkeer. Parijs is zijn thuis sinds de jaren tachtig. Hij heeft er een appartement met uitzicht op de tuin van Musée Picasso, in de Marais. Met zijn part-ner Jean-Michel Othoniel, ook beeldhouwer, heeft hij de voorbije twee jaar een gigantische opslagplaats verbouwd aan de overkant van de Périphérique, in Montreuil. Creten en Othoniel hebben ambitieuze plannen voor La Solfatara, hun nieuwe hoofdkwartier, al blijven die nog vertrouwelijk tot de pandemie is uitgeraasd. Het atelier van Creten is bijna klaar. De oven is geïnstalleerd, maar er moeten nog wat elektri-sche kabels worden getrokken.Johan Creten ziet zichzelf als een précurseur, een voorloper. “Toen ik begon in de jaren tach-tig, aan de academie van Gent, was klei totaal taboe. Keramiek was toegepaste kunst, han-denarbeid, iets voor vrouwenclubjes, tweede-rangs. Maar de beelden die ik maakte waren anders, toen al. Ik heb nooit zin om alles uit te leggen, maar het is duidelijk dat een deel van mijn werk over fascisme gaat, over ecologie, over homofobie, over de relatie tussen man en vrouw, over seksualiteit.”Reizen met twee handen“Ik ben heel vroeg uit België vertrokken, omdat er geen plaats was om te maken wat ik wilde maken. Ik wilde vrij zijn en ik heb het geluk ge-had dat ik bijna twintig jaar lang heb kunnen zwerven van de ene plek naar de volgende. Ik heb in de woestijn in Mexico gewerkt, drie jaar op South Beach in Miami doorgebracht. Ik heb in Wisconsin gewerkt, in Rome geleefd. Ik ge-bruikte de klei die ik ter plekke kon vinden. Ik reisde met mijn twee handen en vond iedere keer een nieuwe manier om dingen te doen. Dat waren fantastische ervaringen. Keramiek is per definitie sedentair. Dat doe je op een vaste plek. Maar ik maakte keramiek als een zwerver. Parijs is mijn thuisbasis. Ik exposeerde er voor het eerst in de jaren tachtig. In 2004 nam ik de beslissing om te blijven. Wat niet wegneemt dat ik altijd ben blijven reizen. Er is nog altijd iets in mij dat zegt: ik wil weg, on the road again.” Hij voelt zich nog altijd een beetje onbekend in eigen land. Zijn eerste belangrijke solotentoon-stelling in België, De Storm, in het Middelheim-museum, vond pas plaats in 2014. “Permeke, Ensor, Broodthaers, dat zijn mijn roots, ik draag ze in mijn ziel. Natuurlijk hoop je, weet je, dat je tijd ooit komt. Het meesterwerk van Ensor is ook ooit vertrokken naar Amerika. Ik kon niet in het SMAK geëxposeerd worden, maar wel in het Louvre. Niet in het M HKA? Wel in het Bass Museum in Miami.”Geen macho in zwart pakJohan Creten wil vooral niet bitter klinken. Dat is hij niet. Maar feiten zijn feiten. “Ik heb nooit verstopt dat ik gay ben. Ik maak figuratieve sculpturen van klei die, bijvoorbeeld, iets zeg-gen over fascisme in Vlaanderen. Ik draag jasjes van Etro en van Dries Van Noten. Ik ben geen macho in een zwart pak en daar betaal ik een prijs voor. De Biënnale van Venetië doen voor België, daar kan ik misschien wel naar fluiten. Een grote staatsopdracht is niet voor morgen. Anderzijds: doen wat je wilt doen kan veel deu-ren openen. Je moet wel durven. Je moet uitda-gingen aangaan en er energie uit halen.”Hij vond Vlaanderen vroeger altijd zwart. “Ik hou van opvallende, gekleurde jasjes. Wanneer ik in Vlaanderen naar vernissages ging, was ik altijd de enige die geen zwart droeg. Toen ik voor het eerst naar een opening ging bij Perro-tin, droegen de mensen kleur.” Vandaag draagt hij een jasje van Etro, met strepen in rood, wit en blauw.Perrotin, de galerie van onder anderen Takashi Murakami, Maurizio Cattelan, JR en Jean-Michel Othoniel, vertegenwoordigt hem in Parijs en vijf andere wereldsteden, van New York tot Shanghai. “Negentig procent van mijn verzamelaars is internationaal. Dat is op dit mo-ment een uitdaging. De digitale kunstwereld functioneert, je kunt verkopen op Instagram. Maar het werk in het echt zien blijft toch primordiaal, zeker voor beeldhouwwerk. Mijn exposities zijn vaak evenementen. De tentoon-stelling die nu in Rome loopt is een verhaal waar je door loopt. Dat kun je niet vervangen door iets digitaals. En tegelijk is Instagram fan-tastisch, ook omdat je er een jonger publiek mee bereikt. Het komt erop aan een nieuwe balans te vinden.”Bloedserieuze onderwerpenIn België werkt hij sinds jaar en dag met de kleine, gespecialiseerde galerie Transit in Me-chelen, maar ook met Almine Rech in Brussel, een ‘internationale machine’. Architect Peter Marino plaatste zijn sculpturen in de flagship-stores van onder meer Chanel. “In de luchtha-ven van Hongkong hangt een van mijn grootste wandwerken in gouden keramiek in de winkel van Chanel. Dat is een groter werk dan in een-der welk museum. Ook omdat Chanel de bud-getten heeft om zo’n opdracht te laten realiseren.”“Ik zie mijn werk als een schakel in een ketting.Het is heel duidelijk naar de toekomst gericht, zonder daarbij het verleden te verloochenen. Ik gebruik verleidelijke kleuren en materialen. Maar achter die schoonheid schuilt vaak een bloedserieus onderwerp.” Pliny’s Sorrow, de grote aalscholver die voor het Red Star Line Mu-seum in Antwerpen staat, gaat over de opkomst van extremen, “al zien sommige mensen er ook een ecologische ramp in, met een vogel waarvan de veren onder de olie zitten. De titel verwijst dan weer naar het voorbijgaan van de tijd. Plinius die Pompeï ten onder ziet gaan: een individueel gevoel van verdriet. Mijn werk is hybride. Ik heb figuratieve beelden, maar ook heel abstract werk. Veel mensen vinden dat complex. Maar ik vind vrijheid, doen waar ik zin in heb, belangrijk.”Hij vertelt over de kopers van een werk, Les Amants, dat twee opgewonden hanen voorstelt. “Twee weken later zie ik die verzamelaars, een man en een vrouw, op de opening van een ten-toonstelling. Die meneer ziet me en wordt bloedrood: ‘Mijnheer Creten,’ zegt hij, ‘u hebt mij twee hanen verkocht.’ Het was hun in eerste instantie niet opgevallen. Die man was echt kwaad.”“Kunstwerken zijn tijdbommen,” zegt hij, “die heel langzaam afgaan.”De verzamelaars, glimlacht hij, zijn intussen intens gelukkig met hun werk. [TEKST JESSE BROUNS & FOTO’S JAN VERLINDE]

Le Journal des Arts,
Creten virtuose de la céramique
November 2020

Roxana Azimi, Le Monde, 26-06-2016

Johan Creten, lui, implique tout autant de délice plastique dans une sélection d’œuvres qui témoigne de la diversité de sa pratique, depuis les formes sculpturales d’une précision redoutable à l’abstraction la plus pure. Peut-être plus qu’ailleurs, le jeu sur la sensualité du matériau, son rapport immédiat à la sexualité permet à l’artiste d’aborder, à travers l’intelligence de la main, des questions qui débordent le champ de l’art pour laisser émerger une réflexion sociale, singulière et onirique sur le monde.

Critique March 10, 2016 — By Guillaume Benoit dans Slash Paris

Website Arte, Mars 2016, a propos de Ceramix

2015 

CHRISTIE’S NEWS & VIEWS : “One to Watch : Johan Creten
Christie’s Post-War & Contemporary Art specialist Amelia Manderscheid profiles Johan Creten as a sculptor revolutionising ceramics.

Read more here

2014 Gulden Snede, galerie Transit, 2 February – 23 March 2014

Gulden SnedeNombre d’orGolden Section
Voor zijn zevende solotentoonstelling in galerie Transit realiseerde Johan Creten [°1963, Sint-Truiden] een reeks van dertien unieke wandwerken met als titel ‘Gulden Snede’.Johan Creten maakte deze intieme reeks in zijn atelier in Parijs, om ze in de periode tussen 2010 en 2013 in Struktuur 68 in Den Haag af te werken. Gulden Snede toont een zeer directe relatie tussen de kunstenaar en de materie. De werken hebben iets mysterieus en mystieks in hun ogenschijnlijke eenvoud. Het zijn gebalde, geconcentreerde, handgevormde wandsculpturen in geglazuurd steengoed, op de rand balancerend tussen abstractie en suggestieve figuratie, tegelijk mannelijk en vrouwelijk.Oscar van den Boogaard schrijft over de nieuwe reeks:  ‘De dertien sculpturen lijken voor mij verschillende versies van de oorsprong zelf van waaruit het leven opwelt. Ze zijn stuk voor stuk origines du monde. Gouden sneden waaruit het ongecorrigeerde leven geboren kan worden, nog niet gecorrumpeerd door de censurerende mens die de macht overneemt. De sculpturen zijn afkomstig uit een voor-wereld waarin het profane en het hogere vanzelfsprekend samenvallen. Het profane wordt geglorificeerd en de glorie geprofaniseerd. Alsof ze met elkaar de liefde bedrijven, niet lastig gevallen door een onzinnig beperkende en vrijheid berovende moraal.’
Creten zet zijn zoektocht naar het absolute verder zoals hij reeds was begonnen in 2005 met La Grande Vague in het Louvre (Parijs), Pliny’s Sorrow in galerie Rech (Brussel, 2011) en The Vivisector in galerie Perrotin (Parijs, 2013). 
Op basis van de dertien werken Gulden Snede ontwierp de kunstenaar een nieuwe serie juwelen in vermeil (zilver overdekt met 18 karaat goud via galvanoplastiek). Deze zal in beperkte oplage en na intekening beschikbaar zijn.Samen met de tentoonstelling Gulden Snede verschijnt een full colour publicatie met een inleidende tekst door Oscar van den Boogaard. (48p. – hard cover – ISBN 9789081240727) De tentoonstelling loopt van 2 februari tot 23 maart 2014.

Opening in aanwezigheid van de kunstenaar op zondag 2 februari, 15u-18u. 
Receptie met Corsendonk.
Openingsuren: vrijdag, zaterdag en zondag van 14u tot 18u, of na afspraak.
Pour l’exposition Gulden Snede, Johan Creten a réalisé une série de treize œuvres murales uniques pour sa septième exposition personnelle à la galerie Transit. 
Johan Creten a commencé cette série intimiste dans son atelier à Paris, pour la parachever au cours des années 2010 à 2013 au sein de Struktuur 68 à La Haye. Gulden Snede témoigne d’une relation particulièrement étroite entre l’artiste et le matériau. Les œuvres recèlent quelque chose de mystérieux, voire de mystique, dans leur apparente simplicité. D’une signification dense et concentrée, ces sculptures murales en grès émaillé, balancent entre l’abstraction et l’ébauche figurative. Suggestion d’un monde à la fois masculin et féminin. Oscar van den Boogaard commente cette nouvelle série dans les termes suivants:  «Les treize sculptures m’apparaissent comme différentes versions de l’origine même d’où jaillit la vie. Elles sont autant d’’origines du monde ‘. Des nombres d’or qui renferment la possibilité d’une vie d’avant toute correction, d’avant sa corruption sitôt que le censeur à visage humain prend les commandes. Les sculptures proviennent d’un amont du monde où le numineux et le profane composent naturellement. Le profane est porté en gloire et la gloire est profanée. Comme si les deux s’accouplaient, sans être importunés par une morale dérisoire, étriquée et répressive.» 
Creten achève une nouvelle étape dans sa quête de l’absolu, initiée en 2005 avec La Grande Vague au Louvre (Paris), poursuivie avec Pliny’s Sorrow à la galerie Rech (Bruxelles, 2011) puis The Vivisector à la galerie Perrotin (Paris, 2013).
En prolongement des treize œuvres de Gulden Snede, l’artiste a conçu une nouvelle série de bijoux en vermeil (argent plaqué or ‘18 carats’ par galvanoplastie). Ceux-ci seront disponibles en tirage limité après souscription. 
Parallèlement à l’exposition Gulden Snede, paraît un ouvrage illustré en couleurs, avec un texte introductif signé Oscar van den Boogaard (48p. – hard cover – ISBN 9789081240727)
L’exposition est ouverte du 2 février au 23 mars 2014.

Vernissage en présence de l’artiste le dimanche 2 février, 15h00 – 18h00. 
Réception : Corsendonk bière.
Horaires d’ouverture : vendredi, samedi et dimanche de 14h00 à 18h00, ou sur rendez-vous
In Golden Section, Johan Creten (Sint-Truiden, 1963) has created a series of thirteen unique wall-mounted works for his seventh solo exhibition at the Transit Gallery.
Johan Creten produced this intimate series in his studio in Paris, and finished it at Struktuur 68 in The Hague between 2010 and 2013. Golden Section shows a very direct relationship between the artist and his material. There is something mysterious and mystical in the apparent simplicity of these works. They are concise, concentrated, hand-shaped wall sculptures in glazed stoneware, balancing between abstraction and evocatif figuration. Suggesting a world of masculinity and femininity.
Oscar van den Boogaard wrote the following about this new series:  ‘To me, these thirteen sculptures seem like different versions of the very origin from which life wells up. Each one of them is an ‘origine du monde’. Golden sections from which the uncorrected life can be born, still uncorrupted by man and his censorship as he takes up power. These sculptures originate from a pre-world where the profane and higher things self-evidently coincide. The profane is glorified and glory is made profane. As if they were making love together, untroubled by a senseless restrictive and freedom-robbing morality.’
Creten is thus continuing the quest for the absolute that he started with La Grande Vague at the Louvre (Paris, 2005) and continued in Pliny’s Sorrow at the Rech Gallery (Brussels, 2011) and The Vivisector in the Perrotin Gallery (Paris, 2013).
On the basis of the thirteen works in Golden Section, Creten designed a new series of jewels in ‘vermeil’ (silver, coated with 18-carat gold by means of galvanoplasty). A limited edition of these will be available, by subscription only.
The Golden Section exhibition is accompanied by a full-colour publication with an introduction by Oscar van den Boogaard (48 p., hardcover, ISBN 9789081240727).
The exhibition is on from 2 February to 23 March 2014.

The artist will be present at the opening on Sunday 2 February, 3-6 pm.
Reception, with Corsendonk beer.
Opening times: Friday, Saturday and Sunday, 2 to 6 pm, or by appointment.

meer … plus … more

Johan Creten artikel in <H>ART 6 maart 2014 door Johan Debruyne

Johan Creten, orpailleur du sens, 2013

Les mots et les choses. Hiatus où s’affrontent, depuis la nuit des temps, le monde tel qu’il est et le monde tel qu’il s’exprime, se dit, s’écrit. S’énonce. Comment (parvenir à) vivre et (parvenir à) exprimer la chose vécue ? Comment dire la beauté de ce paysage, la douceur de ce silence, la forme de cette chaise, la couleur de ces yeux, la fragilité de cet instant ? Quel pacte sceller pour ce parti pris des choses ? Faut-il poursuivre le réel avec fièvre, tenter de l’apprivoiser, de le contenir, de l’empailler ? Naturalisme obsédé, illusions perdues. Le réel ne se met pas plus en boîte qu’il ne se met en mots. Le réel n’est pas un matériau, il est un territoire, avec ses échappées que l’on dit belles et ses perspectives que l’on sait vives.

Entre les mots et les choses, se situe un espace d’entre la langue, d’avant le discours, un trou noir où siègent les paroles non advenues, les formes non écloses, les rêves enfouis, les cauchemars fatigués. Et cet espace est un écart – entre les choses et les mots, autrement dit entre le monde et sa représentation. Cet écart, il est possible de l’ignorer, par foi ou par déraison. Projets de Jules Bastien-Lepage, de Denys Puech. Il est possible de l’endiguer. Projets d’Andrea Mantegna, de Paul Cézanne. Il est possible de l’explorer. Projets d’Édouard Manet, d’Alberto Giacometti. Et de Johan Creten.

Creten ne guète pas la joliesse ou la convenance. En tant qu’elle répudie les effets de genre, les figures de style, les règles d’accord comme les orthographes vaines, sa langue n’est pas exacte. Qu’importe la crédibilité, la plausibilité. Seules comptent la ferveur et l’énigme. Cet oiseau n’a pas être vrai, à faire vrai, pas plus que l’on devrait y croire. Il ne saurait y avoir d’allégeance au réel, de concorde entre la forme et la réalité. Cet oiseau est comme le nu d’Olympia, impossible et impassible, indifférent à la justesse. La congruence est l’aumône de la paresse.

Ainsi ces fleurs qui composent des bouquets, à moins qu’il ne s’agisse d’arbres, à moins que ces arbres ne soient des corps qui, à bien y regarder, sont peut-être d’ardents buissons où le sens brûle. À bien y regarder, le sens fuit, achoppe, ne se fixe pas, ruissèle sur ce que l’on tenait pour acquis, dérobe et se dérobe. Règne du doute. Que vois-je ? Sous-entendu que vois-je réellement ? Que vois-je vraiment, si ce n’est, entre les mots et les choses, ce hiatus ? Si ce n’est, entre ces fleurs, « l’absente de tous bouquets » de Mallarmé ? Règne de l’indistinction, donc, où s’étiole la vie, où s’ébrouent des images informes : amibes émaillées, vulves diaprées, mollusques écroués, organes innomés, voluptés invertébrées, autant de formes d’avant la vie animée – celle de l’âme, l’anima latine –, d’avant l’identification, d’avant la reconnaissance, donc d’avant la connaissance, d’avant les mots. L’émail est à la terre ce que le pastel est à la feuille : il emprisonne les couleurs, coagule les matériaux, sédimente le temps. Il cristallise. Roses en devenir, bleus putrescents, rouges basaltiques, cendrées de noirs, participe présent que fige la lave céramique, ou la fusion du bronze. Pompéi moderne où la vie s’est arrêtée, où le sens est en suspens.

Entre Luca Della Robbia et Henry Cros, enclore la couleur pour qu’elle exprime. Faire de cette sédimentation une sédition : contre le temps qui passe, contre la fragilité du monde, la frivolité de la vie, contre ce qui s’estompe, s’évente, s’évanouit. Lutte de classe où le matériau, comme l’homme, résiste. Creten n’est pas un révolutionnaire, ni même un militant. Il est, comme Bourdieu le dit pour Manet, un hérésiarque : avec lui s’ouvrent des horizons, basculent des paradigmes, s’écroulent des légitimités, s’effondrent des cloisons. Dans les règles de l’art. Sans tonitruer, sans rompre, sans barricades. Juste dans ce hiatus, entre les mots et les choses, à côté de la langue, de cette langue qu’il dit mal maîtriser pour en maîtriser plusieurs. Manière admirable de faire vaciller l’obvie, de rendre fébrile la certitude et syncopée l’évidence. Épiphanie endiablée. Dyslexie de la splendeur quand fourche la clarté et trébuche le sens. Un hiatus tel un écart immense, où gisent l’énigme, la soif et la beauté. Hiatus infini au nom de bal : transfiguration.

[Colin Lemoine]

2013 Press about ‘Des fleurs en hiver’ & ‘The Vivisector’

Slash Paris Interview by Lea Chauvel-Levy. 1 February 2013

Les Echos.fr -Art & Lifestyle-  article: Le goût des fleurs chez Delacroix. 14 January 2013

artlifemagazine.com article: “Jean-Michel Othoniel and Johan Creten, from Delacroix to Perrotin”

a) franceculture.fr article: “Johan Creten Sculptures – Manufactures nationale de Sèvres”

b) franceculture.fr article: “Eugène Delacroix. Des fleurs en hiver. Othoniel, Creten.”

blouinartinfo.com article: “Pour le 150ème anniversaire de la mort du peintre, la maison de Delacroix emplie de…”

Die Welt article: “Bastel dir deine Realiät” by Marcus Woeller. 19 Januari 2013

A Nous Paris article: “Des fleurs en hiver” by Sonia Deprez. December 2012

Arts Libre (be) article: “Creten,Vermeersch et des autres” by Claude Laurent. February 2013

AD Magazine article: ” Johan Creten, le Chaos et la beauté” by Françoise-Claire Prodhon. February-March 2013

Madame Figaro short article: “Johan Creten, Terre de Feu” by P.B.L. 28 December 2013

Arts Magazine article: “Portrait- Johan Creten, Le Magicien de la terre” by Adrien Guilleminot. Janvier 2013

La revue de la céramique et de verre exhibition review: “Johan Creten, The Vivisector” by Bernard Bachelier. March- April 2013 

2012

LA LIBRE.BE> CULTURE > ARTS VISUELS > ARTICLE > Mis en ligne le 28/11/2012


Johan Creten

L’œuvre exposée par le sculpteur belge (1963, Saint-Trond) qui pratique la céramique fait partie de la série de bustes de Vénus “Odore di Femina”. La forme féminine est totalement recouverte d’une accumulation de pétales de roses réalisés à la main et donc singuliers. Ces formes condensées sur le corps sont autant des évocations florales que celles du sexe féminin entrouvert et, dès lors, elles concentrent une multitude de symboles, de la beauté à son inévitable flétrissement, de l’enivrant parfum de la femme à l’érotisme démultiplié, de la vie promise à la mort certaine.

Par l’usage du grès tranchant, l’artiste marque aussi la fragilité de la nature humaine, exprime le danger ou la souffrance qu’elle peut représenter, voire traduit une certaine répulsion ou la tenue à distance d’un être hybride à la fois séducteur, attirant et mystérieux. Cette sculpture végétale et organique, aux membres tronqués, joue pleinement de son ambiguïté. Johan Creten expose en ce moment (LLB 16/11) au Museum Dhondt-Dhaenens à Deurle.

Mutual Art, october 2011: about Johan Creten in the Frieze sculpture park

Creten Frieze
Interview on the occasion of the exhibition ‘New Monuments’, Middelheim, Antwerpen, 2010
Choose text :Johan Creten : Tour des forces – Musée Royal de Mariemont, Belgium
 Johan Creten beelden in Stedelijk Museum De Lakenhal Leiden
 ANIMALIA – The animal in each of us
MIAMI BEACH Presents Flemish sculptor JOHAN CRETEN with a key to the city
 Sculptures by JOHAN CRETEN on view at the Bass Museum of Art 
 Contrepoint – Louvre 2005/2006 -(dutch texts)
 Video: rencontre à l’atelier 

for more articles, go to biography and click on the linked articles/year

“Nieuwe monumenten” voor 60 jaar Middelheim | Belga, ma 24/05/2010 – 17:01 | De Redactie.be

Het Middelheimmuseum bestaat 60 jaar. Rond deze verjaardag komen er verschillende manifestaties, een mooie tentoonstelling is er een van. 13 Belgische kunstenaars reflecteren er over de toekomst van het monument.
Voor de Tweede Wereldoorlog was het beeld bestemd voor de eeuwigheid: het was gemaakt uit harde materialen zoals brons of marmer en de kunstenaar kende slechts een beperkte creatieve vrijheid omdat er een strikte relatie bestond tussen opdrachtgever en beeldhouwer.Vandaag liggen de kaarten anders: de eeuwigheid maakt soms plaats voor de tijdelijke opstelling, het palet aan materialen werd uitgebreid met zachte stoffen, en de kunstenaar werkt meer vanuit het eigen initiatief en minder vanuit een stringente bestelling.De expositie “Nieuwe monumenten” illustreert deze evolutie op een treffende wijze.
In het Braempaviljoen toont Michel François (1956) een ingenieuze stalen constructie, Nick Ervinck (°1981) heeft de basiliek van Koekelberg opgebouwd uit honderden flinterdunne gele buisjes. Rondom het geheel plaatste hij een stalen geraamte. 
In het park is de blikvanger de installatie “Un de mes amis”, een hommage aan James Ensor. Kunstenaar is Johan Muyle (°1956). Tussen twee hoge bomen spande hij een kabel. Op die kabel een fiets met een geraamte met vol hoofd. Wanneer de bezoeker aan een koord trekt, rijdt de fiets met geraamte van de ene boomtop naar de andere.
Centraal op het grote grasveld heeft Nadia Naveau (°1975) een knalwit monumentaal werk neergepoot gemaakt uit klei en epoxy. Het verwijst naar de klassiekers zoals de Chirico en Fernand Léger. “Het is een eclectisch werk: ik ben vertrokken bij de Grieken en eindig vandaag zodat je een bondig overzicht krijgt van de verschillende stijlperiodes. Het moet voor mij ook een lijnenspel zijn: strakke lijnen tegenover organische vormen”, aldus Naveau. Achteraan schilderde ze het werk in het zo typische blauw van Matisse.

Johan Creten (°1963) is op school een stille jongen, hij leest, hij houdt van opera en wordt door zijn medeleerlingen geplaagd. Wanneer een van hen Johan nog een keertje wil koeioneren, graait hij naar een blokje klei, boetseert het tot een zuiltje, steekt het tussen zijn vingers en toont het dreigend naar zijn belager die terugdeinst. Zo ongeveer heeft Creten het ons verteld. “Ik besefte toen dat ik kon tekenen, boetseren en dat ik bij mijn pestende medeleerling iets teweeg had gebracht. Ik had begrepen dat ik met kunst een verhaal kon vertellen.” Later vertrekt hij naar Gent. Hij studeert er twee jaar aan de Academie voor Schone Kunsten.

Toen kreeg hij van Carmen Dionyse (°1921) – een van de sterkste Belgische keramisten – het aanbod om bij haar in het atelier te komen werken. Hij blijft er enkele jaren en experimenteert er met keramiek of “het mirakel van het vuur wanneer het bij 1200°C stof overgaat in glas.”
Nadien leidt hij het leven van een nomade: “Ik ben 20 jaar op reis geweest, heb op verschillende adressen in Amerika, Italië en Frankrijk gewoond. Deze ontmoetingen hebben mij ontelbare impulsen voor nieuwe creatieve ideeën gegeven.”
Eén van die belangrijke stops was zijn driejaarlijkse verblijf in de Manufacture Nationale de Sèvres. In 2004 was hij er de eerste artist in residence. De Manufacture in het Franse Sèvres is gespecialiseerd in al wat te maken heeft met pottenbakken, porselein en keramiek.
Het grote voorbeeld van Creten is Bernard Palissy (ca. 1510- ca. 1589) die de techniek van het keramiekbakken op punt heeft gezet. Het beeld “De zuil” is een hommage aan hem.
Een jaar later exposeert Creten samen met onder anderen Louise Bourgeois in de Parijse kunsttempel bij uitstek, het Louvre. Hij was de eerste levende Belg die er zijn werk mocht tonen, enkele jaren voor Jan Fabre er een succesvolle expositie opbouwde.
Vandaag maakt Johan Creten geen keramiek meer: “Veel jonge kunstenaars werken er nu mee. Keramiek is hip. En wat hip is, dat verlaat ik!”

En dan trekt hij naar Miami, naar een atelier dicht bij de zee: ”De zee heeft me steeds aangetrokken. Als kleine jongen gingen we naar Blankenberge. Ik bouwde er monumenten uit zand en ik zag hoe de zee het monument nam en herleidde tot niets. De zee is voor mij de spiegel van de eindigheid en tegelijkertijd van de oneindigheid, dat is de metafysische kracht van de zee.”
En die zee komt terug wanneer wij voor het 6 meter hoge beeld staan in het Middelheimpark: de kronkelende, buigende en opstuwende golven domineren “De zuil”.
Kunnen ze verwijzen naar de tentakels van een octopus? “ Zou kunnen, het is een mogelijkheid”, lacht Creten minzaam. ”Kom laten we rustig rond het beeld wandelen. Zie je hoe je telkens een andere afbeelding krijgt: is dit een hoofd of de kop van een grote vis?” We aarzelen. “Voor mij is het belangrijk dat het beeld vanuit elke hoek een ander verhaal vertelt. Ach mijn creaties toelichten doe ik niet graag, het moet een tikkeltje geheimzinnig blijven.”
Later bij de koffie toont hij ons een ring uit de 2e eeuw na Christus. Hij draait hem voor ons, vraagt wat we zien en we bestuderen. Voor Creten is dit een perfecte illustratie van de magie van het verhaal. We onderscheiden een dolfijn, een pauw en een vis en bij de derde kwartslag begrijpen we het verhaal, we zien hoe al deze elementen samen het beeld vormen van een jongen bij de pauw. En zo wil Creten dat ook de bezoeker kijkt naar “De zuil”, een monument uit wit marmerpoeder dat over enkele maanden of jaren getooid zal zijn met een prachtige patine. Het staat uitmuntend opgesteld, haast verscholen tussen enkele kleinere religieuze beelden. “De zuil” is het hoogste beeld Creten ooit ontwierp en het smeekt om een eeuwig plekje in het Middelheimpark.

 “Nieuwe monumenten” vertelt ons dat de beeldhouwkunst in België absoluut niet dood is, integendeel. Deze beperkte maar door curator Sara Weyns met bijzondere zorg en oog voor detail uitgekozen werken zullen de bezoekers beslist bekoren. [Yves Jansen]

‘Creten’s Creatures’, Brooke Adams in Art in America, April 2009

download here pdf [180 k]

New catalogue ‘Johan Creten – Manufacture nationale de Sèvres, Paris 2008, more information

Een eigen parcours, Beelden van Johan Creten, Daan Rau in Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, okt-nov 2008 [dutch] [pdf 800k]

click here for more articles [as jpg]

La Langue, 2008

 nederlandse duiding | texte en francais

Sonsbeek 2008, Arnhem, NL

Johan Creten’s ceramic and bronze sculptures represent a world in which nothing has a fixed shape. People, animals, plants and insects encroach on and partly merge with one another. His large ceramic torsos, for example, have a skin of sharply pointed roses, rough scales or overripe figs under dripping layers of colored glazing. Their beauty and erotic aura makes them fascinating. But they are also repellent in that their transformations confront us with our own transience and mortality.
The work that Johan Creten has made for Sonsbeek 2008 is titled The Cradle. As is often the case with Creten, it combines a contemporary artistic way of thinking with old art and a great feeling for craftsmanship, tradition and symbolism. For The Cradle, craftsmen wove three beehives from straw and a cradle from twigs, which were then cast in bronze according to an ancient technique. The gleaming gold beehives house a total of 150,000 bees. Each hive has holes like a mouth and two eyes through which the bees fly in and out – the symbol, says Creten, of positive language and truth in the eyes. The bees stand for the community and the creative energy that comes from collaboration. The cradle, a large basket in which the nurse used to take care of the baby, is an icon representing the birth of civilization. In Sonsbeek Park the bees fly to and from this work of art that stands in the middle of a lake.
The Cradle, together with a beehive, were borne during the Procession by the Guild of Arnhem Burghers, Siza Dorp Groep and Entrepreneurs.


Press reactions [in dutch]:

Er zal tijdens Sonsbeek 2008 Grandeur nog vaak worden gepraat over de vraag wat ‘grandeur’ precies is. Grandeur is niet louter een kwestie van een fraaie aankleding, maar het heeft ook een innerlijke kwaliteit. Grandeur is, behalve de buitenkant, ook geest en ziel. Het project De Bakermat van de Belgische kunstenaar Johan Creten bezit zowel een adembenemend mooie buitenkant als heel veel geest en ziel, en behoort daarmee ongetwijfeld tot de meest grandioze kunstwerken van Grandeur.

Voor Johan Creten heeft grandeur alles te maken met vakmanschap, traditie en symboliek. Grandeur is een oergevoel, dat letterlijk teruggaat op de bakermat van onze menselijke beschaving. Creten liet door ambachtelijke mandenmakers een heuse bakermat vlechten: een soort mand waarin kraamvrouwen vroeger hun kind zoogden en verzorgden. En hij liet drie bijenkorven vlechten, alle drie met ingevlochten ‘gezichten’. Vervolgens werden deze tenen manden in goudglimmend brons gegoten.

In park Sonsbeek staan de drie bijenkorven op een tafel die enige meters uit de oever van een klein meertje staat. Door de gevlochten ogen en mond hebben de korven veel weg van magische Afrikaanse maskers, die op deze verstilde plek de wacht lijken te houden. Tegelijk zoemen de korven van het leven, want er zitten werkelijk drie bijenvolken in, die zich voeden met de nectar uit het bos. Een volk van schepselen die zijn geëvolueerd toen er nog dinosaurussen op de aarde liepen. Een zwijgend maar nijver volk, dat zich niets aantrekt van onze mensenwereld, en onverstoorbaar de korven in- en uitvliegt. Als een klein kruiskapelletje langs een veldweg hangt de verbronsde bakermat aan een paal ernaast, bijna als een manend teken aan onze eigen beschaving.

Als je werkelijk diep gaat doorfilosoferen over dit werk, dan ontdek je vanzelf allerlei betekenislagen. Dat hoeven niet per se betekenislagen te zijn die de kunstenaar zelf heeft bedoeld, maar ook dat geeft aan hoe complex De Bakermat is, in al zijn schijnbare eenvoud. Bovendien is het een prachtige materialisatie van goudkleurig brons, water, was en honing. Een superkunstwerk.
Door Martin Pieterse, Arnhemaanzee.nl

Transit: Johan Creten in Sonsbeek

ENG

Is Johan Creten a freak, an outsider, a weirdo who breathes, eats and sleeps clay? Does he occupy an anachronistic position in the world of contemporary art? Does his pseudo-classical use of a narrative structure on the borderline of art and non-art have a retro effect, or is he indeed ten years ahead of his time with his reflections on ‘The Grotesque’, ‘The Baroque’ and ‘The Mannerist’? His innocent, almost naive-looking figurative sculptures are complex metaphors with a socio-political agenda. Fascism, fanaticism, racism, the extreme right-wing and sexual discrimination collide with reflections on the absurd, fragile nature of human relationships, on the helpless emotional communication and incompatibility of the sexes.
The recent sculptures are more abstract and show the complexities of today’s chaos. JC believes in the almost magical, possessed power of the unique object and in the healing qualities of ‘Sculpture’. In most cases he locates his sculptural installations in historically loaded spaces with substantial added value; a quarantine area in the Mediterranean sea (Sète), a Roman underground water reservoir (Istanbul) and the Renaissance rooms at the Louvre (Paris). 
His work can also be seen at the Bass-Museum Miami, P.M.M.K. the museum of Modern Art Oostende Belgium, the museum Magdeburg Germany, the city collection of Paris, the Royal Museum of Mariemont Belgium

NL

Is Johan Creten, een freak, een outsider, een weirdo die -klei ademend- eet en slaapt? Neemt hij een anachronistische positie in binnen de hedendaagse kunstscène? Heeft zijn pseudo-klassiek gebruik van een narratieve struktuur op de grens van de ‘niet kunst’ een retro-effekt of is hij inderdaad tien jaar vooruit met zijn reflekties op ‘Het Groteske’, ‘Het Barokke’, en ‘Het Maniëristische’? 
Ogenschijnlijk onschuldige, haast naïef ogende figuratieve beelden blijken komplekse metaforen te zijn met een sociaal politieke agenda.
Fascisme, fanatisme, racisme , ekstreem rechts en seksuele discriminatie mengen zich met reflekties over de absurde fragiele natuur van menselijke relaties , de onmacht van emotionele kommunikaties en de niet-komptabiliteit van de seksen.
Recent zijn de beelden abstrakter geworden en verbeelden ze de kompleksiteit van de hedendaagse chaos. JC gelooft in de haast magische, bezeten kracht van het uniek objekt en de helende kwaliteit van “skulptuur”.
Voor de presentatie van zijn skulpturale installaties kiest hij vaak voor historisch geladen lokaties met een sterk toegevoegde waarde, zoals een quarantaine in de Middellandse zee (Sète), een ondergronds drinkwater-reservoir uit de Byzantijnse tijd (Istanboel) of de Renaissance zalen van het Louvre (Parijs).

Johan Creten : Tour des forces – Musée Royal de Mariemont, Belgiumgo to top

Durant l’été 2007, dans le cadre de la Biennale ARTour 2007, le Musée royal de Mariemont expose une quinzaine d’œuvres importantes du sculpteur Johan Creten au sein de ses collections et dans le jardin d’hiver du parc. 
Né à Saint-Trond en 1963, Johan Creten, a étudié à Gand, Paris et Amsterdam. Cet apatride a été pensionnaire de la Villa Médicis de Rome entre 1996-1997, puis en résidence d’artiste au Bass Museum of Art de Miami-Beach entre 2000 et 2003. Depuis juin 2004, il vit au cœur de la mythique Manufacture nationale de porcelaine de Sèvres. C’est dans un tel lieu qu’il a étoffé, par l’usage du grès et de la porcelaine, ses séries de sculptures baptisées « Vagues » ou « Odore di femmina ». Renouant avec des techniques ancestrales, comme par exemple la cuisson au bois du grès, les concepts artistiques de Creten ont connu d’insoupçonnables épanouissements.  

Le choix de cet artiste se justifiait pleinement par la place que la céramique occupe au sein de son œuvre, par la dimension référentielle (référence à l’histoire de l’art depuis l’antiquité jusqu’aux arts modernes et contemporains) et conceptuelle de son travail, ou encore par l’intelligence avec laquelle celui-ci instaure un dialogue permanent entre ses sculptures et les œuvres du musée. 
Le thème de la Biennale d’art contemporain ARTour 2007 : « Ne vois-tu rien venir ? », allusion à un conte de Charles Perrault, correspondait parfaitement à l’intention de Johan Creten. Il a choisi de susciter un ensemble de relations entre son œuvre et des pièces importantes des collections du musée. Par leur intemporalité, les symboles centraux de son œuvre font ainsi écho à des fibules mérovingiennes, à des marbres antiques, à un ensemble lapidaire constitué d’éléments en pierre de taille depuis le Moyen Âge à l’aube du XXe siècle, ou enfin à des gravures de Félicien Rops.  Si les contrastes entre ancien et contemporain peuvent être visuellement forts, ils s’expriment dans une forme d’évidence là où on les attendrait parfois le moins. Dès lors, les célèbres répliques : « Ne vois-tu rien venir ? Je ne vois rien que le soleil qui poudroie, et l’herbe qui verdoie » du conte de Charles Perrault prennent tout leur sens.

Le titre de cette exposition, concerté entre Johan Creten et les commissaires de l’exposition, est « Tour des Forces ». Il s’agit d’une référence directe au nom de la biennale « ARTour », simplement aussi à l’outil qui symbolise le potier, mais surtout aux rapports de forces que la création entretient avec le(s) pouvoir(s). Contestataire, critique, complaisante, complice ? Sans que les amateurs de son travail ne s’en doutent, pour Johan Creten, l’œuvre d’art est une composante du discours démocratique, une alternative citoyenne au discours politique. Fait surprenant, le message social ou politique ainsi que la recherche d’une esthétique emprunte de classicisme ne sont pas contradictoires, mieux, ils procurent à l’œuvre un parfum de postmodernité. Johan Creten se sert de divers symboles comme celui de l’aigle ; de stéréotypes racistes (le mot nègre et l’imagerie qui en est issue) ; d’objets du commun comme la pomme de terre, ou de la nature comme la ruche, la moule, la fleur, etc. Tout simplement parce que tout est symbole, Creten écrit une nouvelle mythologie à partir de bribes d’histoires, de sa connaissance de l’Histoire et de l’histoire de l’art, de ses récits de voyages, de ses expériences de vie. Il mélange librement ce qui lui est personnel et intime à ce qui touche l’universalité de la culture de l’homme.

Posée aux abords du musée, « Why Does Strange Fruits Always Look So Sweet ? », d’une taille de 3 mètres fut créée en 1999 à la Villa Garcia, non loin de Monterey près de Mexico. Outre l’image de fécondité, de luxure son titre est une référence directe à un hit de la chanteuse noire américaine Billie Holiday (Baltimore 1915 – New-York 1959) traitant des crimes racistes dont étaient victimes les noirs dans l’Amérique sudiste. Ce lien à la musique populaire (Blues, Jazz, Rock…) témoigne de l’esthétique postmoderne de son œuvre qui trouve également ses référents hors du champ de la culture classique. 

Avec cette œuvre introductive, nous sommes initiés à la dimension sociale et politique de nombreuses autres œuvres de Johan Creten sur le thème de l’aigle et ce qu’il représente : « La naissance d’une ombre » (1993), « Small Black Eagle » (1996), « The Price of Freedom is Eternal Vigilance » (2002) et « Miami Eagle » (Le condor, 2003). Pourtant symbole, dans le mythe américain, de toutes les libertés, l’aigle dans les cultures indo européennes incarne des réalités symboliques diverses, voire contradictoires, expressions parfois de pouvoirs qui ne garantissent plus les libertés individuelles (expression, propriété…). C’est de la réappropriation des symboles que Creten nous suggère de nous méfier, illustrant son point de vue à partir de divers objets des collections du musée, tantôt une paire de fibules mérovingiennes, tantôt une gravure de félicien Rops intitulée « L’ordre règne à Varsovie ». L’image de l’aigle sert autant la liberté que l’autorité et la répression. 
Dans la salle carrée du musée, à côté du thème de l’aigle comme symbole politique, Johan Creten reprend le thème de l’aigle en référence à un autre artiste belge, Marcel Broodthaers (Bruxelles 1924 – Cologne 1974). Il procède de même avec la moule, se servant de l’homophonie entre le et la moule, pour désigner par l’animal chèr à la gastronomie belge, à la fois le creuset, le sexe féminin, l’origine du monde, origine d’ailleurs de tout homme, blanc ou de couleur.

Les tableaux en coquilles de moules de Marcel Broothaers ont guidé Johan Creten vers une série d’œuvres désormais célèbres et baptisées « Odore di femmina ». Tableaux non pas de moules mais de roses, les « Odore di femmina » sont devenues des bustes de femmes à l’antique réalisés par pastillages de pétales de roses, de fruits ou d’algues marines. Johan Creten procède par métonymie visuelle qui consiste à évoquer la femme par son parfum, le parfum par la fleur, et in fine, la vulve par ces milliers de fleurs qui nimbent son corps. Un tel buste féminin en grès émaillé, couvert de bleu de cobalt et de rouge de cuivre, force la confrontation avec nos représentations d’Aphrodite. Qu’il s’agisse du torse d’Aphrodite hellénistique, de l’Aphrodite pudique de type Médicis, copie romaine d’une pièce hellénistique ou encore de la Vénus dite de Courtrai, Creten nous replonge dans les collections du musée. 

Dans une autre salle, avec l’expression « Couch Potatoes » (1997) qui désigne des personnes passant la majeure partie de leur temps devant la télévision, Creten dénonce les dégâts collatéraux de la culture du petit écran. Cette œuvre donne en spectacle des pommes de terres géantes (en terre cuite émaillée) posées sur un vieux salon en cuir. « Couch Potatoes » est  accompagné d’une sculpture en bronze intitulée « Mon petit singe », insistant ainsi sur l’absurdité de la situation. Une facette importante de l’esthétique de Creten réside dans son recours à l’imagerie du folklore populaire. L’absurde émane alors de la transcription visuelle de certaines situations banales, du côté grotesque, prosaïque, voire cru du quotidien. Les mondes que Johan Creten décrit le sont dans une imperfection absurde mais aussi emprunte de cruauté. 

Le jardin d’hiver du parc, grande serre désormais désaffectée, est le lieu idéal pour rassembler des œuvres sur le thème des « mondes imparfaits ». Construit dès les années 1854-1856 en pierre bleue et en brique enduites, cette grande serre répond au vieux nom de « jardin d’hiver ». Ce terme n’est-il pas porteur de l’absurdité très actuelle que celle de jouir en toute saison de ce qui ne pousse ordinairement pas dans nos régions ? Au XIXe siècle, la bourgeoisie industrielle, raffolant de culture exotique, tentait de défier la nature en se livrant à de nombreuses expérimentations botaniques. Mariemont en la matière était connu pour ses orchidées.

Actuellement, la profonde désolation de ce lieu où la vie semble s’être brusquement arrêtée, lui donne un caractère hors du temps. C’est dans cet endroit mélancolique que Creten vient poser des œuvres sans aucun effort muséographique. Certaines comme «  My Little Nigger » ou « Why Does Strange Fruits Always Look So Sweet ? » reprennent les thèmes antiracistes déjà évoqués. C’est là aussi que l’artiste prolonge ses homologies entre nature et culture : « W.A.S.P.S »  (ou « Monument for the Unknown Artists ») signifie littéralement la guêpe tout en renvoyant aussi aux WASPs, « White Anglo-Saxo Protestant », catégorie sociologique importante pour l’histoire américaine mais aussi berceau de mouvements d’extrême droite proches du KKK. 
L’expression d’un profil sociologique est également présente dans l’œuvre « Le Arnie / Les Ruches », créée à la Villa Médicis de Rome. Cette installation symbolise autant le Saint-Siège que les communautés d’artistes aux mœurs légères. De même, les glands sur une étagère de l’œuvre intitulée « For the Girls of Ostia » (prostituées de ce port de bord de mer) interpellent de vrais glands en pierre qui ornaient le parc tout en révélant leur sens caché. Enfin, on trouve une version en bronze de « I am a good horse on a soft brick », oeuvre crue sur le thème de la prostitution et, aux antipodes, une autre pièce fondamentale de son oeuvre, « La Cathédrale », grand corps sans membres dont la peau en alvéoles évoque les multiples facettes de l’être. Sorte de regard rétrospectif sur l’œuvre de Johan Creten, l’exposition témoigne ainsi du lien que l’artiste entretient avec l’histoire de l’art et l’actualité politique. Il nous rappelle l’importance de Mariemont dont la fréquentation, alors qu’il était enfant, fut déterminante dans le choix de sa vie.

Nederlandse vertaling:

In de zomer van 2007 stelt het Koninklijk Museum van Mariemont een vijftiental belangrijke werken van de beeldhouwer Johan Creten tentoon tussen haar collecties en in de wintertuin van het park.

Johan Creten werd geboren in Sint-Truiden in 1963 en studeerde in Gent, Parijs en Amsterdam. Deze zwervende kunstenaar zonder eigen atelier verbleef van 1996 tot 1997 in de Villa Médicis in Rome en van 2000 tot 2003 als ‘artist in residence” in het Bass Museum of Art in Miami Beach. Sinds juni 2004 woont hij in het hart van de legendarische porseleinfabriek Manufacture nationale de Sèvres. Hier heeft hij gestalte gegeven aan een reeks beeldhouwwerken in keramiek en porselein, getiteld Vagues of Odore di Femmina. Door enkele oudere technieken te laten herleven, zoals het gebruik van hout voor het bakken van het steengoed hebben de artistieke concepten van Creten een onverwachte wending gekregen.

De keuze van deze kunstenaar wordt volop gerechtvaardigd door de plaats die de keramiek in zijn werk inneemt, door de referentiële en conceptuele dimensie van zijn werk (verwijzing naar de kunstgeschiedenis vanaf de oudheid tot aan de moderne en hedendaagse kunst) en door de intelligentie, waarmee hij een permanente dialoog instelt tussen zijn beeldhouwwerken en de werken van het museum.
Het thema van de tweejaarlijkse tentoonstelling voor hedendaagse kunst ARTour 2007: Ne vois-tu rien venir? (zie je niet iets komen?), een zinspeling op een verhaal van Charles Perrault, past perfect bij de intentie van Johan Creten. Door hun tijdloosheid doen de symbolen in het werk van Creten denken aan Merovingische sluitspelden, antieke marmeren beelden, aan een uit natuursteen gehouwen ensemble sinds de Middeleeuwen tot de dageraad van de 20ste eeuw, of tenslotte nog aan de etsen van Félicien Rops. Ook al kunnen de tegenstellingen tussen oud en nieuw visueel sterk zijn, toch worden ze in een vanzelfsprekende vorm uitgedrukt, daar waar men dat het allerminst zou verwachten. Vandaar de beroemde repliek: “Ne vois-tu rien venir ? Je ne vois rien que le soleil qui poudroie, et l’herbe qui verdoie (Zie je niets komen? Ik zie niets dan het stof dat glinstert in de zon en het gras dat groen wordt)” uit het verhaal van Charles Perrault.

De titel van deze tentoonstelling, Tour des Forces, werd gezamenlijk door Johan Creten en de commissarissen van de tentoonstelling afgesproken. Het is een rechtstreekse verwijzing naar de naam van de biënnale, ARTour, een ook gewoon naar de pottenbakkersschijf, het symbool van de pottenbakker, en vooral naar de krachtsverhoudingen tussen de schepping en de macht. Antiautoritair, kritisch, zelfvoldaan, medeplichtig? Zonder dat de liefhebbers van zijn werk er aan twijfelen, is een kunstwerk voor Johan Creten een bestanddeel van de democratische discussie, het alternatief van de burger voor de politieke discussie. Verrassend genoeg zijn de sociale of politieke boodschap en het zoeken naar een esthetiek die doordrongen is van classicisme niet met elkaar in tegenstrijd; beter nog, ze verlenen aan het beeldhouwwerk een zweem van postmoderniteit. Johan Creten maakt gebruik van verschillende symbolen zoals de adelaar; racistische stereotypes (het woord neger en de voorstellingswereld die er uit is voortgekomen); alledaagse voorwerpen als de aardappel, of de natuur met de bijenkorf, de mossel, de bloem, enz. Gewoon omdat alles een symbool is, schrijft Creten een nieuwe mythologie op basis van verhalen, zijn kennis van de geschiedenis en de kunstgeschiedenis, zijn reisverhalen, zijn levenservaring. Vrijuit mengt hij dat wat persoonlijk en intiem is met al hetgeen de menselijke cultuur in zijn geheel aanbelangt.

Het beeldhouwwerk Why Does Strange Fruit Always Look so Sweet?, net voor het museum, is drie meter hoog en werd gemaakt in 1999 in de Villa Garcia, niet ver van Monterey, nabij Mexico. Naast een beeld van vruchtbaarheid en begeerte, is de titel een rechtstreekse verwijzing naar een lied van de zwarte Amerikaanse zangeres Billie Holiday (Baltimore, 1915 – New-York, 1959) over racistische misdaden, waar zwarte Amerikanen in het zuiden het slachtoffer van werden. 

Een ander door Johan Creten veelgebruikt symbool voor zowel sociale als politieke doeleinden is de adelaar: La naissance d’une ombre (1993), Small Black Eagle (1996), The Price of Freedom is Eternal Vigilance (2002) en Miami Eagle (De condor, 2003). In tegenstelling tot de adelaar als symbool van vrijheid in Amerikaanse legendes vertegenwoordigt de adelaar in de indo-europese culturen heel verschillende vaak tegenstrijdige symbolische waardes. Soms is het een uitdrukking van macht die de individuele vrijheden niet meer garandeert (meningsuiting, eigendom, enz.). Creten waarschuwt ons tegen het ons weer eigen maken van dergelijke symbolen en illustreert zijn standpunt met diverse objecten uit de collecties van het museum.

Naast het thema van de adelaar als politiek symbool gebruikt Johan Creten in het museum ook het thema van de adelaar als verwijzing naar Marcel Broodthaers (Brussel, 1924 – Keulen, 1974). Hij doet hetzelfde met de mossel, door gebruik te maken van de gelijkluidendheid tussen het Franse le moule (vorm) en la moule (mossel), om door middel van het favoriete dier van de Belgische gastronomie, zowel de smeltkroes, het vrouwelijke geslacht, de oorsprong van de wereld, de oorsprong overigens van alle mensen, blank en zwart, aan te duiden.

De tableaus met mosselschelpen van Marcel Broothaers hebben Johan Creten geïnspireerd tot een reeks beroemde werken, die hij Odore di Femmina heeft genoemd. Geen tableaus met mossels maar met rozen zijn de Odore di Femmina antieke vrouwelijke bustes geworden gemaakt door pastillages van rozenblaadjes, fruit of zeewier. Johan Creten werkt door middel van visuele metonymie, die eruit bestaat de vrouw op te roepen door haar parfum, het parfum door de bloemen, en in fine, de vulva door de duizenden bloemen die haar lichaam omgeven. Zo’n vrouwenbuste in geëmailleerd steengoed, bedekt met kobaltblauw en koperrood, forceren een confrontatie met onze antieke afbeeldingen van Afrodite. 

In een andere zaal geeft Creten uitdrukking aan de term Couch Potatoes (1997) – waarmee mensen bedoeld worden die het grootste deel van de dag achter de televisie hangen – om de neveneffecten aan de kaak te stellen van de cultuur van het kleine scherm. Dit werk biedt het tafereel van reusachtige aardappels (in geëmailleerd terracotta) op een oude lederen sofa. Couch Potatoes wordt vergezeld door een sculptuur in geëmailleerd steengoed met een bronzen effect, getiteld Mon Petit Singe, om de absurditeit van de situatie te benadrukken. Een belangrijk facet van de esthetiek van Creten is zijn toevlucht tot de voorstellingswereld van de populaire folklore. 

De wintertuin van het park is een grote serre die niet meer in gebruik is en daarom de ideale locatie om werken over het thema “onvolmaakte wereld” tentoon te stellen. Deze grote serre werd gebouwd in de jaren 1854-1856 in blauwe steen en bepleisterde baksteen en heeft de oude naam “wintertuin” behouden. De intense verlatenheid van deze plek waar het leven abrupt schijnt te zijn opgehouden geeft het in feite een tijdloos karakter. In deze melancholieke ruimte heeft Creten werken neergezet, zonder enige museografische inspanning. Bepaalde werken, zoals My Little Nigger of Why Does Strange Fruit Always Look so Sweet?, gaan over de reeds aangehaalde racistische thema’s. Ook hier weer trekt de kunstenaar zijn homologieën tussen natuur en cultuur door: W.A.S.P.S  (of Monument for the Unknown Artists), betekent letterlijk wesp maar verwijst tevens naar de WASPs (voor White Anglo-Saxon Protestant), een belangrijke sociologische categorie in de Amerikaanse geschiedenis, maar tevens de wieg van de nauw met de KKK verwante extreem rechtse bewegingen. 
Het werk Le Arnie/Les Ruches, geschapen in de Villa Médicis in Rome, is ook een uitdrukking van een sociologisch profiel. Deze installatie symboliseert zowel de Heilige Stoel als de kunstenaarsgemeenschappen met lichte zeden. Hetzelfde geldt voor de eikels op een boekenrekje van het werk getiteld For the Girls of Ostia(prostituees van deze havenstad aan de zee). Ze doen denken aan echte eikels in steen in het park, terwijl ze hun verborgen betekenis openbaren. Ten slotte komen we bij een bronzen versie van I Am a Good Horse on a Soft Brick, een werk over het thema prostitutie en, lijnrecht daartegenover, een ander essentieel werk uit zijn oeuvre, La Cathédrale, een groot lichaam zonder ledematen met een honingraathuid, dat de vele facetten van het zijn tot uitdrukking brengt. De tentoonstelling vormt een zekere zin een retrospectieve van het werk van Johan Creten en getuigt zo van de band die de kunstenaar heeft met de kunstgeschiedenis en de politieke actualiteit. Hij herinnert ons eraan hoe belangrijk Mariemont, dat hij als kind bezocht, geweest is als bepalende factor voor de verdere keuzes in zijn leven.

Ludovic Recchia

La céramique, la porcelaine, le biscuit, sont autant de matières et de techniques utilisées par des artistes contemporains à la Manufacture nationale de Sèvres pour créer les oeuvres que l’on a pu découvrir cet hiver au Musée du Louvre dans l’exposition Contrepoint II “De l’objet d’art à la sculpture”. Une grande partie de ces oeuvres sont actuellement présentées par les Musées de la Ville de Rouen… 

Johan Creten beelden in Stedelijk Museum De Lakenhal Leiden – au Stedelijk Museum De Lakenhal Leydengo to top
Persbericht  30 november 2006
Stedelijk Museum De Lakenhal presenteert van 9 februari t/m 6 mei 2007 monumentale sculpturen van de Vlaamse kunstenaar Johan Creten (1963). Het is de eerste keer dat een grote solotentoonstelling van deze internationaal bekende kunstenaar in Nederland wordt georganiseerd. Onder de titel Johan Creten beelden staan ca. 17 sculpturen, die hij maakte in de jaren 2000 – 2006, opgesteld temidden van 17de-eeuwse objecten waarin het kwabmotief een duidelijke rol speelt.
 Johan Creten kiest er als kosmopolitisch kunstenaar voor om op verschillende bijzondere plekken verspreid over de hele wereld te werken. Zo bevond zijn atelier zich in de woestijn van Tempe Arizona, de Kohler fabriek in Wisconsin en in een 17de-eeuwse hacienda in Mexico. De laatste jaren werkt hij in de beroemde porseleinfabriek Manufacture nationale de Sèvres te Parijs. 
Het werk van Creten is van top tot teen doordrongen van dubbele betekenissen, suggesties, verwijzingen en connotaties. Hij combineert mensfiguren met dieren en monsters en laat het materiaal golven naar zijn hand. Tegenstellingen als kitsch en Kunst, heden en verleden, het robuuste en het kwetsbare, het lieflijke en het afstotelijke, instinct en ratio spelen in zijn werk een intrigerend spel. Zodoende is het er altijd druk en gelaagd. Dubbelzinnigheid lijkt hét sleutelwoord voor het werk van Creten. Niet alleen de beelden zelf, maar ook de wijze van modelleren, de sensuele aanraking van zijn vingers in de klei, de aantrekkelijke en afstotende huid van zijn beelden, alsook de druipende, dramatisch gekleurde glazuren dragen die dubbelzinnigheid uit. Cretens beelden zijn te zien als metaforen voor het gecompliceerde leven. Zoals hij zelf  zegt in 2000, in een interview met een Amerikaanse journalist: “Ik wil oude verhalen op een andere manier vertellen, zodat ze vandaag zin hebben, ik blijf een verteller”.Creten exposeerde in 2006 in het Louvre te Parijs. Samen met onder anderen Louise Bourgeois, Jim Dine en Anne en Patrick Poirier was hij uitgenodigd voor de tentoonstelling Contrepoint waarbij hedendaagse kunst binnen de collectie oude kunst werd geëxposeerd. Ook Stedelijk Museum De Lakenhal toont Cretens werk in samenhang met 17de-eeuwse kunstvoorwerpen, met objecten in de extravagante kwabstijl.  Zijn recente werk roept associaties op met de ontwerpen in zilver van onder anderen Adam en Paulus van Vianen en Johannes Lutma. Hun zilver lijkt gemaakt te zijn uit een kneedbare materie en wordt overheerst door lobbige versieringen die aan organische vormen doen denken. Visueel en conceptueel heeft het recente werk van Creten hier veel verwantschap mee. Ook bij hem gaan beeld en ornament helemaal in elkaar op.
Zoals in de 17de eeuw vanuit het kwabmotief allerlei monsters en dieren opduiken, zo duiken ook uit Cretens wulpse, glanzende beelden monstrueuze figuren op als verrassend spel op de Vanitas thematiek. Kunst is lang, het leven kort!
Bij de tentoonstelling verschijnt een publicatie, ca. 60 blz., rijk geïllustreerd en uitgegeven door Stedelijk Museum De Lakenhal.

Johan Creten ‘beelden’ au Stedelijk Museum De Lakenhal Leyden

Le Stedelijk Museum De Lakenhal présente du 9 février au 6 mai 2007 les monumentales sculptures de l’artiste flamand Johan Creten (1963). Il s’agit de la première grande exposition solo de cet artiste plasticien de renommée internationale aux Pays-Bas. Environ 17 sculptures, qu’il réalisa dans les années 2000 – 20006, sont exposées sous le titre Johan Creten beelden parmi des objets du XVIIe siècle dans lesquels les motifs du “style auriculaire” jouent un rôle manifeste. Artiste cosmopolite, Johan Creten choisit de travailler en différents lieux particuliers à travers le monde entier. C’est ainsi qu’il a eu son atelier dans le désert de Tempe Arizona, dans l’usine Kohler en Wisconsin et dans une hacienda du XVIIe siècle au Mexique. Les dernières années, il travaille dans la célèbre Manufacture nationale de Sèvres à Paris.L’œuvre de Creten est de fond en comble imprégné de doubles sens, de suggestions, d’allusions et de connotations. Il combine les personnages humains avec les animaux et les monstres et laisse ondoyer le matériel à sa guise. Les oppositions comme le kitsch et l’Art, le présent et le passé, la robustesse et la fragilité, la grâce et la laideur, l’instinct et la raison jouent dans son œuvre à un jeu intrigant. C’est ainsi que son œuvre se caractérise toujours par son intensité et par ses différentes strates. L’ambiguïté semble être le mot clé de l’œuvre de Creten. Non seulement les sculptures mêmes, mais aussi la façon de modeler, le contact sensuel de ses mains dans la glaise, la peau attrayante et repoussante de ses sculptures ainsi que l’émail dégoulinant aux couleurs dramatiques font ressortir cette ambiguïté. Les sculptures de Creten peuvent être considérées comme des métaphores de la complexité de la vie. Comme il le disait lui-même dans une interview accordée en 2000 à un journaliste américain : « Je me propose de raconter d’anciennes histoires d’une autre façon de sorte qu’elles aient un sens aujourd’hui, je demeure un narrateur. »Creten a exposé en 2006 au Louvre. Avec notamment Louise Bourgeois, Jim Dine et Anne et Patrick Poirier il a été invité à participer à l’exposition Contrepoint, qui présentait des œuvres d’art contemporain au sein de la collection d’art ancien. Le Stedelijk Museum De Lakenhal expose également l’œuvre de Creten en rapport avec des objets d’art du XVIIe siècle, notamment dans le style extravagant que développèrent les orfèvres hollandais à partir des années 1620 et que l’on appelle “style auriculaire”. Ses récentes œuvres rappellent les pièces en argent de notamment Adam et Paulus van Vianen et de Johannes Lutma. Leur argent semble être fait d’une matière malléable où dominent surtout des ornementations lobaires qui font penser à des formes organiques. Aussi bien au niveau visuel que conceptuel, les œuvres de Creten offrent une grande parenté avec les leurs. Chez lui également l’idée et l’ornement se mêlent l’un à l’autre. De même qu’au XVIIe siècle toutes sortes de monstres et d’animaux surgissent à partir des motifs du “style auriculaire”, de même des personnages monstrueux émergent des sculptures voluptueuses et brillantes de Creten comme un jeu surprenant sur le thème de la Vanitas. L’art vit longtemps, la vie est courte ! Une publication d’environ 60 pages, richement illustrée et éditée par le Stedelijk Museum De Lakenhal, est en vente lors de l’exposition. 
ANIMALIA – The animal in each of us

In the ceramic work of Johan Creten, a lot of animals are found. From way back, the animal is ambiguous to us. Animals fascinate us, we want to catch them and tame them. One way of doing so is by having them talk and grow into quasi-human figures, as often happens in fairy tales. Moreover, it is exactly in these fairy tales that contrasts and ambiguities often occur. Think for instance of the beauty and the beast. But isn’t this attempt to discover the human being in the animal rather a confirmation of the fact that an animal lies in each of us?
So the animal lends itself easily to an ambiguous approach. Exactly this ambiguity is one of the main characteristics of Creten’s work. His torsos from roses seem charming and sweet, but your fingers are easily cut on the razor-sharp edges of the rose leaves. And doesn’t this layer of sweetness choke the whole body in the end?
The same goes for the animal images of Creten. A frog with a greedy red strawberry on the head seems an innocent fairy tail figure. Unconsciously, the fairy tale of the prince who was turned into a frog enters the mind. The repulsive frog is an “object of desire” in the fairy tale. The strawberry in Creten’s version seems an extra invitation to kiss the beast. If this way of thinking is continued, you quickly end up at a highly erotic meaning, which is further underlined by the frequent appearance of fruit and vegetables shaped like a phallus in Creten’s work. But we can go beyond that. After all, in English “a frog” is synonymous with “a French person” so that the interaction between human and animal is seen from another point of view.The art of such hidden meanings was at a very high level in 17th century painting. But all too often, innocent genre paintings from that time turn out to have a double or even erotic overtone. The presence of a bird is practically without exception a reference to “fucking”. In the reference from image to language ambiguity is literally created “in other words”. Anyway, Creten exploits the possibilities of the ambiguous game between image and language, between image and title magnificently.
Birds for example can often be found in his work. In “Wedgewood” (1993) they crown a blue devilish head as two small yellow horns, while two other birds have taken place on the nose and the mouth – thus, according to a 17th century iconography, referring to vice or unfaithfulness. In certain cases, the small absurdities also besiege the rose torsos, thus apparently reinforcing the image of a paradisiacal image with their sweet presence. But just as the unexpected sharpness of the rose leaves, these small birds are ambiguous. Also in “De Maagden” (1994) and in “Les Cruches cassées” (1994) they are obtrusively present. In both cases they have contaminated, rectified the virginity literally and figuratively, as in the iconography, the vase stands for the intact virgin. In the case of the little birds (but also of butterflies and other insects) there is though not only a link with the erotic, but their inherent motive power also emphasizes the vanity notion. Their presence on vulnerable flowers or perishable fruit clearly points to the temporariness and it is particularly interesting for Creten to capture exactly this thought in ceramics.ANIMALS
In “Les Amants” (1994), but also in “Les Coqs” (1994) two cocks sit on top of each other in copulation or even in fighting position. Creten seems to allude here to the famous cockfighting as popular entertainment, which also has a strong macho charisma. The remarkable thing is that initially all attention goes to that position, which seems in an innocent way to join in with the title “Les Amants”. But the fact that two cocks are involved can also be considered as a reference to the so-called “third sex”. After all, isn’t – again in English – a “cock” also a “bird” or a “penis”?
In “Paysage niçoise I” (1993) it is not so much the animal, but the beast in the human being that is considered. In this work, a monkey with eyes and mouth wide-open stares aimlessly. The head is put on a weather-beaten small deck chair, which refers for Creten to the beach of Nice. Thus, the whole refers to the descent into the pure bestiality of men watching girls in bikinis. When the quasi-innocent façade of his images is shattered, Creten seems often enough merciless in his observations. If political business is concerned, his criticism is even frequently stinging. That way, the appearance of a cock head on a wood block in “L’Appel” (1993) was for the French visitors to his exhibition an explicit criticism on the French politics . After all, the cock is the symbol for France as originally he shouted victory in the days of the Revolution. His fully red crest, white head and blue feathers refer to the flag. But this cock head is clearly chopped off and seems hardly able to produce any sound. It has become an awful monster, just like the undermined Front National. Also in “La naissance d’une ombre” (1993), a spotted eagle, this political criticism is present. The eagle is, just as Broodthaers already pointed out in his Musée d’Aigle, a symbol of state power, but Creten especially emphasizes his threatening shadow by means of the title.MONSTERS
The word “monster”, as derivative of the animal, has been mentioned. Through the ages, the “monster” has always appealed to the imagination. In English, there is even a separate term for the study of monsters: teratology. However, this study isn’t totally scientific, in spite of the fact that medical concepts about monsters exist since the 18th century. But that is, according to Rosi Braidotti, exactly the attractiveness of this study. As it indicates, monsters are “figures of complexity (that) lend themselves to a layering of discourses and also to play of the imagination which defies rationalistic reductions” .
So the monster is a layered creature which is open to several interpretations. It stirs the imagination and is simultaneously an image of it. It eliminates rationalistic interferences. The contradiction is with that an inherent fact. It takes its meaning
exactly from it, from the discrepancy of extremes and what happens between them.
Moreover, there is the idea of the monster as “object of display”. Monsters have been exhibited since the Renaissance. In the 19th century, the monster, the freak, was even exploited in a commercial way in sideshows and circusses. Braidotti uses the monster very explicitly in her discourse about the “cyborg”, half-human, half machine. But we can also use the monster when speaking about art. A first monstrous appearance is then undoubtedly that of the collage or assembly appearing at the beginning of this century. But even before Picasso and Bracque, the futurists and Dadaists used this technique, there were already a number of earlier examples. Precisely Hans Christian Andersen, known particularly for his fairy tales, was one of the pioneers in this field. Since the sixties, a movement has been established with postmodernism, which has blurred the boundaries more and more between different disciplines and manifestations.In Johan Creten’s work, the monster is present in different ways and meanings. His choice for ceramics seems monstrously in itself, as this discipline is the supposititious child of the plastic arts. Only too often, ceramics are “banned” to the field of the applied arts. The fact that an artist like Thomas Schütte also likes to use ceramics doesn’t change this much for the time being. Creten uses this technique to construct the most fantastic sculptures, which balance between the sweetness, the almost kitsch and the repulsiveness. In that relationship, they are one by one “monsters”, whether rose torsos, cocks or apes are concerned.
Typical for the monster is that it is a lively fact. It constantly moves between extremes and looks for a balance in there. In this context the Monster of Loch Ness can be considered, which repeatedly disappears under water and which is elusive as it always hides in the dark, in the caverns under water.
The accumulations, the multiplication and doubling which often appear in Creten’s work, are in themselves a monstrous indication . Creten doesn’t only make ceramic images, but also beautiful collages which also belong to the monstrosity because of their accumulations and unexpected combinations.In this respect it is interesting to refer to Antonin Artaud for whom the dubbed film was a monstrous abhorrence, because the mouth tries to acquire another voice in vain. He refers to the “dybbyk”, a character from the Jewish folklore, a person possessed by the spirit of a deceased person. The spirit of the dead man haunts his host by having him twist, rage, ramble and curse against his own will. He steels (again literally) in “other words” the personality of his host. Borges also made use of the dubbed film and together with the chimaera and the Holy Trinity he tried to point out the danger of the so-called combination art that way. Film was to him in any case synonymous with a total lack of identity. In his opinion, there is a stratification of identities that are never capable of coinciding with unity : a “chaos” of personalities.With reference to the work of Johan Creten, a “chaos” of personalities certainly comes up, but not in the negative meaning Borges relates it to. The chaos does not penetrate here directly, but more via cunning roundabouts. Via the detour of the beautiful and the dazzling of his often high-glazed ceramics, Creten turns our prejudices upside down. And the resulting chaos can hardly be called negative. His images are so to speak “beasts of burden”, animals that carry a burden, but that can also be (or want to be) very difficult.Edith Doove
MIAMI BEACH Presents Flemish sculptor JOHAN CRETEN with a key to the city. 
MIAMI BEACH – (June 10, 2003) – David Dermer, Mayor of Miami Beach, Florida, presented Flemish sculptor Johan Creten with a key to the city this morning in a ceremony to honor the artist, and his contributions to Miami Beach’s cultural landscape. The key was presented in honor of Mr. Creten’s first major solo-exhibition in an American museum.
The exhibition, which takes place in the City’s Bass Museum of Art, is comprised of 29 monumental new sculptures that were created during the artist’s two-year residency at the Miami Beach museum. It will be on view through summer 2003 in the museum’s newly expanded exhibition space, designed by Japanese architect Arata Isozaki.
Sculptures by JOHAN CRETEN on view at the Bass Museum of Art 
MIAMI BEACH – (May 30, 2003) – This summer, the Bass Museum of Art presents the first solo exhibition in an American museum of Flemish sculptor Johan Creten. Twenty-seven new works in clay, bronze, and plaster created in Creten’s Miami studio will fill the grand Gertrude Silverstone Muss Gallery on the second floor of the new Isozaki wing, demonstrating the artist’s consistent technical brilliance and a deep spiritual dimension. From rose-petal covered torsos to more recent large-scale pieces glazed in glossy, multi-colored shimmer, Creten’s work embodies dichotomies, at once inviting and forbidding, delicate and robust.
Born in Belgium on July 25, 1963, Creten was educated in Gent, in Paris at the Académie des Beaux Arts, and in Amsterdam. He has traveled extensively, creating and showing his work in Paris, Amsterdam, Berlin, and New York, among other cities. In 1996 he received the Rome Prize and spent two years at the famous Villa Médici. His work has also been exhibited at the Fifth International Istanbul Biennial and was the subject of a major solo exhibition at the Musée d’Art Moderne et Contemporain (MAMCO) in Geneva, Switzerland.
Creten has been the Bass Museum of Art’s artist-in-residence since 2001, during that time producing work in a studio in Miami’s Design District. A particularly striking body of work for which he is known, Odore di Femmina, consists of female torsos covered in ceramic rose petals. These sculptures emphasize clay not so much as a material but as a vehicle for metaphorical and political associations as well as for its conceptual complexity.Website of the Bass Museum Miami, June – July 2003Bass Museum of Art
2121 Park Avenue
Miami Beach, Florida 33139
www.bassmuseum.org
Contrepoint – Louvre / december2005 – february 2006 go to top
Nica Broucke, De Morgen, 24-11-2005
‘Klei is niet echt sexy. Voor mij is het materiaal waaruit de beelden zijn gemaakt echter niet het belangrijkste. Wat telt, is wat de beelden willen zeggen en hoe relevant die boodschap is’ 
Net als Auguste Rodin, Louise Bourgeois en Jeff Koons kreeg hij de opdracht van de prestigieuze Manufacture de Sèvres in Parijs om een aantal werken in keramiek te maken. Vanaf 1 december stelt hij tentoon in het Louvre. Toch is Johan Creten (Sint-Truiden, °1963) bij ons een nobele onbekende. ‘Ik denk dat mensen schrik hebben van schoonheid’, zegt de kunstenaar. ‘Pas wanneer je doodserieus of zeer triest werk maakt, neemt men je ernstig.’
Creten is een globetrotter. Hij studeerde schilderkunst aan de Academie in Gent en volgde beeldhouwkunst in Parijs en Amsterdam. Hij woonde en werkte in de Verenigde Staten, Finland, Italië en Frankrijk en heeft plannen voor projecten in Bangkok en Mexico. Musea in Miami, Parijs, Oostende (PMMK) en Antwerpen (MuHKA) hebben een Creten in hun verzameling. Nu is hij, samen met Jan Van Imschoot en Sergej Bratkov, te zien in Galerie Transit in Mechelen en vanaf 1 december stelt hij tentoon in het Louvre in Parijs. 
Op dit ogenblik woont Creten in Parijs. Meer bepaald in de Manufacture de Sévres, de befaamde porseleinfabriek die wat de samenwerking met kunstenaars betreft een lange traditie heeft. “Zij maken exclusieve luxeobjecten voor de Franse staat”, legt de kunstenaar uit. “Vooral gebruiksvoorwerpen. Wanneer Chirac een achttiende-eeuws bord breekt, dan maken zij daar een reproductie van. De Manufacture heeft ook altijd met kunstenaars gewerkt, onder wie Rodin en recenter ook Alechinsky, die een reeks borden heeft gemaakt, en Louise Bourgeois, met wie ze kunstenaarsedities maken. Ik verblijf hier nu voor twee jaar. Na mij wordt de Amerikaanse kunstenaar Jeff Koons uitgenodigd.” 
Keramiek wordt als materiaal ondergewaardeerd, vindt Creten. “Klei is niet echt sexy, neen. Veel mensen hebben er schrik van. Toen ik er vijftien jaar geleden mee begon te experimenteren werd dat door hedendaagse kunstenaars bijna als een vies materiaal beschouwd, daar komt nu wel wat verandering in, heb ik de indruk. Voor mij is het materiaal waaruit de beelden zijn gemaakt niet het belangrijkste. Wat telt, is wat de beelden willen zeggen en hoe relevant die boodschap vandaag nog is.” 
Creten is de enige Belgische hedendaagse kunstenaar die door het Louvre gevraagd werd. “Natuurlijk vind ik dat een eer”, zegt hij. “Het is intimiderend en opwindend tegelijk. Hoe ik daar ben terechtgekomen? Dezelfde curator die mij tien jaar geleden uitnodigde voor de tentoonstelling Féminin/Masculin in het Centre Pompidou heeft me gevraagd. Sinds vorig jaar loopt in het Louvre een project waarbij ze hedendaagse kunstenaars laten dialogeren met de verzameling oude kunst. Ik toon in de renaissancezalen drie beelden.” 
De keuze van de zalen is niet toevallig: Creten brengt in het Louvre hulde aan Bernard Palissy (1510-1589), de uitvinder die tegelijkertijd wetenschapper en artiest was. “Hij was een pionier inzake wetenschappelijk onderzoek”, zegt Creten, “Wat mij vooral interesseerde, was de manier waarop hij de limieten van het medium heeft verlegd. De mare gaat dat hij zijn eigen meubelen en parketvloer in de oven verbrandde om toch maar een hoge temperatuur te kunnen bereiken waarmee hij een nieuw soort keramiek kon maken.” Ook Creten heeft grenzen verlegd voor zijn beeld Odore di Femmina, dat in het Louvre wordt getoond. “Het is een buste die volledig met bloemen is bedekt. We moesten een porselein ontwikkelen waardoor het beeld kon blijven rechtstaan, daarvoor moest een speciaal soort klei gebruikt worden.” In de andere twee beelden die Creten in het Louvre exposeert, is de invloed van Palissy duidelijk voelbaar. “Hij is mijn grote inspiratiebron”, zegt Creten. “Ik gebruik veel van zijn motieven. In Golf voor Palissy en Een sirene voor Palissy – abstracte werken die vanuit een bepaalde hoek een menselijke figuur suggereren – heb ik me laten inspireren door de ‘vochtige wereld’ van Palissy. Golven staan voor de grilligheid van het leven, de onverwachte wendingen, maar het is ook een erotische metafoor.” 
Palissy is niet de enige inspiratiebron voor Creten, net zo min als keramiek het enige materiaal is waarmee hij werkt. “Keramiek is maar een van de media”, zegt Creten. “Ik teken, maak installaties en gebruik ook brons voor mijn sculpturen. Ik haal mijn inspiratie uit het leven zelf. Mijn beelden lijken onschuldig, maar zijn niet zelden metaforen voor de politieke of sociale situaties. Ik heb in Aulnay-sous-Bois een reeks sculpturen gemaakt van insecten die elkaar opvreten. Elk beest – mieren, bijen en wespen – staat voor een andere sociale groep. Het werk gaat met andere woorden over sociale miserie. Het toeval wil dat net daar de rellen in Frankrijk zijn uitgebroken… En een vrouwentorso met bloemen gaat over de ondefinieerbaarheid van wat vrouwen anders maakt. Het gaat over de fragiele, onaanraakbare schoonheid.”
“Schoonheid is belangrijk”, gaat Creten verder. “Ik ben niet vies van iets wat mooi is. Maar schoonheid is niet in de mode. Mensen hebben schrik van iets wat verleidelijk is, het moet allemaal doodserieus of doodtriest zijn om ernstig genomen te worden, terwijl ik net denk dat er in het leven meer is dan dat. Ik ben me ervan bewust dat ik mezelf daarmee distantieer van de meeste kunstenaars.” En allicht is dat ook de reden waarom hij in België, op De Garage en Galerie Transit in Mechelen na, zelden wordt geëxposeerd. “Toch denk ik dat klei de belangrijkste reden is. Het materiaal staat voor figuratie en barok, schoonheid en verleidelijkheid. Maar toch heb ik het gevoel dat er bij de jonge generatie curators en critici een duidelijke evolutie is.” Gevraagd naar andere kunstenaars waarmee Creten zich verwant voelt, antwoordt hij: “Jan Van Imschoot zeker, en Wim Delvoye. Koons? Neen, die zou ik niet direct op mijn lijstje zetten.” 
Hoewel hij in België bij het grote publiek een nobele onbekende is, is er een belangrijke groep verzamelaars die Creten ondersteunen. “Ik verdien genoeg om rond te komen”, zegt hij. “Mijn werk bereikt een zekere prijs. Ik heb echter altijd geprobeerd om onafhankelijk te zijn van de kunstmarkt. Ik leef met mijn koffer. Ik blijf nu nog een jaar in Sèvres omdat ik enkele beelden moet afwerken. Voor de productie van een beeld moet je al snel zes maanden rekenen. De werken die in het Louvre worden getoond reizen later door naar het museum van Rouen en aangepaste versies zullen in de Wallace Collection in Londen worden getoond. Ik heb vooruitzichten op een project in Bangkok. De idee is om daar met lokale ambachtslui te werken. ‘Ambacht’ is nog zo’n vies woord, maar ik hou er net van dat er bij mij geen onderscheid is tussen de kunstenaar en de vakman. Dat die twee met elkaar versmelten.”
Johan Creten is tot en met 15/1 te zien in Galerie Transit, Zandpoortvest 10, Mechelen, info: 015 336.336 of 0478 811 441
De expo “Contrepoint, de l’objet d’art à la sculpture” met werk uit de Manufacture de Sèvres van onder meer Creten, Louise Bourgeois en Jim Dine loopt van 1/12 tot 20/2 in het Louvre in Parijs.
© 2005 Uitgeverij De Morgen NV
Lieven Van Den Abeele, Een vrouwengeur in porselein, De Standaard, 13-12-2005
PARIJS.
De Manufacture de Sèvres werd opgericht onder Lodewijk XV. Het eerste atelier voor zacht porselein kwam er in 1740, op aandringen van Madame de Pompadour. In 1756 verhuisde het van Vincennes naar Sèvres, van waaruit het beroemde porcelaine de Sèvres zeer snel de Europese markt veroverde. 
Vandaag werken er in de fabriek 120 keramisten in 27 ateliers. Een derde van de productie is bestemd voor de serviezen van het Elysée, Matignon, de Assemblée, de Senaat en de talrijke ambassades. Een kleiner deel wordt gecommercialiseerd en ter plaatse verkocht. 
Maar ook de hedendaagse creatie speelt een belangrijke rol. Van bij de oprichting gaat de technische kennis van de ambachtsman in Sèvres hand in hand met de verbeelding van de kunstenaar, van Franñois Boucher tot Jeff Koons. 
Anderhalf jaar geleden werd ook Johan Creten (Sint-Truiden, 1963) uitgenodigd voor een nauwe samenwerking. Voor een periode van drie jaar beschikt hij er over een atelier en werkingsmiddelen. Voor de kunstenaar is het een unieke gelegenheid om te experimenteren, voor de manufactuur een uitdaging om aan de soms onmogelijke eisen van de kunstenaars te voldoen. De helft van zijn productie blijft eigendom van de porseleinfabriek, die de stukken zelf verkoopt. 
,,Werken met porselein is een proces van lange adem”, zegt Johan Creten. ,,Het is een dure aangelegenheid die niet echt rendabel is. Door gissen en missen gaat er veel tijd en materiaal verloren, maar het is dankzij de kunstenaars dat er nieuwe materialen en methodes ontwikkeld worden.” 
Aan zijn Odore di femmina di S?vres, een porseleinen vrouwentors die bestaat uit honderden gesculpteerde bloemblaadjes, heeft hij meer dan een jaar gewerkt. Tijdens het bakken wordt het porselein week, waardoor het beeld dreigt te vervormen en te verzakken. Na talrijke mislukkingen vond Creten uiteindelijk het juiste materiaal en nieuwe technieken om dit bijna een meter hoge beeld te realiseren. 
De zin voor experiment en het verlangen om de geheimen van de materie te doorgronden, deelt Johan Creten met de door hem zeer bewonderde zestiende-eeuwse ceramist Bernard Palissy. Zijn enorme golf in geglazuurd steengoed, een maritiem motief dat ook Palissy dierbaar was, is dan ook een passende hommage. Het stuk werd tussen de werken van deze mythische kunstenaar opgesteld.
Wandtapijten
Sinds kort toont het Louvre ook hedendaagse kunst. Aanvankelijk ging het om zeer discrete ingrepen van uiteenlopende kunstenaars, die je links en rechts in het immense museum moest gaan zoeken. Deze keer koos men voor een thematische tentoonstelling die geconcentreerd is in het DØpartement des objets d’art, een minder bezochte vleugel van het museum die alleen al voor de prachtige verzameling Vlaamse wandtapijten een bezoekje meer dan waard is. 
De keramische werken van hedendaagse kunstenaars als Jim Dine, Louise Bourgeois, Paul-Armand Gette en Anne en Patrick Poirier staan mooi geïntegreerd in de historische interieurs en tussen de luxueuze gebruiksvoorwerpen. De metershoge keramische assemblages van de Oostenrijker Elmar Trenkwalder staan er tussen wandtapijten die op de metamorfosen van Ovidius geõnspireerd zijn. Het hoofdwerk is het banket van de Chinese kunstenaar Huang Yong Ping, die in de enorme Napoleon III eetkamer een gordeldier serveert op Chinese borden met typische S?vres-motieven uit de jaren dertig. Je ziet het niet alle dagen.
Louvre, Département des Objets d’art, tot 20 februari, dagelijks 9-18 uur, woensdag en vrijdag tot 22 uur, dinsdag gesloten.
www.louvre.fr 
© 2005 Vlaamse Uitgeversmaatschappij NV 
Stef Telen – De Standaard – maandag 26 december 2005
WINTERGASTEN De eerste levende Vlaming stelt tentoon in het Louvre
Een stap in de ontwikkeling van Johan Creten
Johan Creten was behoorlijk zenuwachtig bij de opening van zijn tentoonstelling in het Louvre.
Johan Creten (42) werd geboren in Sint-Truiden en is de eerste Belgische kunstenaar die bij leven en welzijn zijn werk mag exposeren in het Louvre, het mekka van de beeldende kunsten. 
SANT in eigen land is men maar zelden. Dat aloude adagium geldt zeker voor Johan Creten. De kunstenaar verwierf na tentoonstellingen in Finland, Italië«, de Verenigde Staten en Frankrijk wereldfaam met zijn keramische werk, maar was nog nooit in een grote tentoonstelling in zijn vaderland te zien. Pas sinds enkele van Cretens werken in het grootste museum ter wereld te bezichtigen zijn, heeft ons land de kunstenaar in de armen gesloten. Ook Sint-Truiden, de stad waar Creten het levenslicht zag, wil hem gepast eren. Daarom trekt in januari een Truiense delegatie van politici, kunstenaars en curatoren naar Parijs om de kunstenaar persoonlijk uit te nodigen voor een Creten-Expo in de Trudostad. Creten zelf loopt warm voor een eventuele samenwerking. ,,Ik heb tot nu toe voornamelijk in opdracht van privé-instellingen en verzamelaars gewerkt. Het lijkt me geweldig om voor een hele gemeenschap te mogen werken”, zegt hij. 
U bent een wereldburger. Komt u nog wel eens in uw geboortestad ? 
,,Jaren geleden was ik er te gast voor een kleine tentoonstelling, maar echt vaak kom ik niet in Sint-Truiden. Als ik dan toch in de buurt ben, ga ik meestal naar Hoepertingen, bij Borgloon, en dan vooral om de bloesems van de fruitbomen te bekijken. De aanblik van die bloeiende bomen is één van mijn meest gekoesterde jeugdherinneringen. Ook breng ik een bezoek aan de graven van mijn overleden familieleden en spring ik binnen bij mijn tantes. Maar als ik in België ben, ga ik meestal naar Hoegaarden, waar mijn ouders wonen.” 
Ook een andere Truiense kunstenaar, Koen Vanmechelen, heeft in de belangstelling gestaan. Kunst gedijt goed in de Haspengouwse grond. 
,,Ik zou dat een beetje willen opentrekken. De Belgische kunstscène is internationaal doorgebroken. Ik denk aan het werk van Luc Tuymans, van Wim Delvoye en van Koen Vanmechelen. Dat heeft vooral te maken met de cultuurpolitiek. Jan Hoet heeft in Gent veel mogelijk gemaakt, Gerard Mortier heeft hetzelfde gedaan in Brussel. En ik heb het dan niet alleen over de beeldende kunsten. Ook de Belgische mode, architectuur, design, ballet en muziek gedijen goed in het buitenland. Zelf voel ik me – omdat ik nooit een groot project heb gedaan in België – geen exponent van de Belgische stroming. Toch ziet iedereen aan mijn werk dat ik een Belgische kunstenaar ben. Vooral omdat in mijn werk duidelijk de invloeden van Ensor en Magritte blijken.” 
Gouverneur Steve Stevaert lanceerde het voorstel om van Limburg een grote beeldentuin te maken. Kan een beeldentuin gedijen in de braakliggende Limburgse cultuurgrond ? 
,,Ieder zaad moet geplant worden in braakliggende grond. Je moet ergens beginnen en precies daar zijn Vlamingen goed in. Ik ken het Limburgse kunstverzamelaarslandschap niet zo goed, maar ik kan me voorstellen dat ook in Limburg voldoende kapitaal aanwezig is om te investeren in hedendaagse kunst. Tenzij de Limburgers nog steeds massaal kristallen glazen en eiken meubels verzamelen (lacht) . Ik denk toch dat er in een jonge en dynamische winkelstad zoals Sint-Truiden genoeg mensen wonen die hun blik op het heden richten.” 
U bent de eerste Vlaming die bij leven in het Louvre mag exposeren. Hoe voelt dat? 
,,Ik ben een aantal jaren geleden uit Vlaanderen weggetrokken omdat ik er de ruimte niet had om te werken. Ik heb gewoond en gewerkt in Frankrijk, in de Verenigde Staten en in Mexico. Het waren allemaal stappen in mijn ontwikkeling, net zoals deze tentoonstelling in het Louvre dat is.” 
,,Natuurlijk is het geweldig om met drie beelden in het Louvre te staan, maar ook in een kleine stad exposeren is dat. Bovendien besef ik dat het in de moderne wereld allemaal erg snel gaat en dat het weinig zin heeft om stil te staan bij een tentoonstelling. Daarom beschouw ik dit als niet meer dan een etappe.” 
Maar het moet toch een geweldig gevoel zijn om in hetzelfde gebouw te exposeren als Da Vinci, Goya en de andere groten der aarde. 
,,Het is inderdaad erg intimiderend om werken te mogen plaatsen naast het beste dat de kunstwereld te bieden heeft. Ik was dan ook voor aanvang van de tentoonstelling behoorlijk zenuwachtig. Tot het hoofd van de afdeling waar mijn werken staan, me toevertrouwde dat mijn werken de ruimte beheersen. Ik merk wel dat de mensen op een andere manier naar mijn werk kijken. En dat is niet alleen voor mezelf een erkenning, maar vooral voor de mensen die me al mijn hele leven steunen. Verder hoop ik dat deze tentoonstelling een stepstone, een opstapje is naar nog meer interessante projecten.” 
Dankzij Piet Stockmans, één van uw collega’s, herontdekte Limburg de keramiek. Sinds wanneer is gebakken klei weer hip ? 
,,Keramiek krijgt inderdaad meer aandacht dan vroeger, maar ik noem mezelf liever geen keramist, maar eerder een beeldhouwer. Klei mag voor mij namelijk geen doel op zich zijn, maar het materiaal dat ik gebruik om een verhaal te vertellen. Toch zijn keramisten in de ogen van velen nog steeds geen volwaardige neo-conceptuele kunstenaars. Dat merk ik soms aan de primitieve reacties. Zo zou een bronzen beeld van mijn hand nog steeds edeler zijn dan een werk in klei.” 
Diezelfde Piet Stockmans, krijgt in C-Mine, de nieuwe culturele site van Genk, een atelier. Zou u dat kunnen, op één plaats blijven werken ? 
,,Op dit moment vind ik het nog te interessant om te reizen en me telkens opnieuw op nieuwe projecten op andere locaties te mogen storten. Maar de kans dat ik me ooit ergens vestig, is natuurlijk reéel. August Rodin kreeg in de negentiende eeuw van de Franse staat een prachtig landhuis om er in alle rust te werken. Ik moet toegeven dat zoiets me wel zou aanspreken (lacht) .” 
Hoe brengt iemand die geen vaste woonplaats heeft de eindejaarsfeesten door ? 
,,Ik probeer ieder jaareinde speciaal te maken, waar ik ook ben. Dit jaar blijf ik waarschijnlijk in Parijs, maar verschillende jaren geleden bracht ik de eindejaarsfeesten door in Mexico. Terwijl in Europa bijna iedereen kerstavond viert met zijn familie, barsten daar met Kerstmis de meest ongelooflijke feesten los. Het was een van de mooiste kerstfeesten die ik ooit mocht meemaken.” 
Het werk van Johan Creten is tot 2 februari te zien in het Louvre in Parijs en tot 15 januari in Galerie Transit, Zandpoortvest 10 in Mechelen.
© 2005 Vlaamse Uitgeversmaatschappij NV

Stefan Vanderstraeten / Wannes Vansine, Het Laatste Nieuws, 22-11-2005

Vlaamse kunstenaar exposeert in het Louvre
PARIJS Een Vlaamse kunstenaar die exposeert in het wereldberoemde Louvre: het blijft zeer uitzonderlijk, maar voor Johan Creten (43), beeldhouwer in klei, is het op 1 december zover: dan stelt hij drie beeldhouwwerken tentoon in het prestigieuze Parijse museum: «Een grandioze eer», glundert Creten.
In het eigen Vlaanderen is Johan Creten onbekend: «Ik reis de hele wereld rond. Misschien daarom dat ze me in Vlaanderen nog niet kennen: ik ben hier haast nooit. Ik heb wel een atelier in Hoegaarden, maar de voorbije jaren werkte ik vooral in Mexico, de Verenigde Staten en Frankrijk. Ik ga waar men mij vraagt. Mijn bijnaam luidt de Clay Gipsy, de Kleizigeuner. Ik moet ook wel uitwijken, want in Vlaanderen is de markt voor keramiekkunst te klein om van te leven.»PORSELEIN
Sinds juni 2004 resideert Creten in Parijs. «De beroemde porseleinfabriek van Sèvres heeft me in dienst genomen. Ik moet er een kunstcollectie ontwerpen. Intussen heb ik ook alle tijd om eigen creaties te maken. De drie beeldhouwwerken die in het Louvre zullen terechtkomen, zijn ook uit porselein gemaakt. Hoe het Louvre bij mij is terechtgekomen? Ik heb al een zekere faam in Frankrijk, en de conservator die enkele jaren geleden met mij een tentoonstelling organiseerde in het Centre Pompidou werkt nu voor het Louvre. Dat heeft de zaken wat vergemakkelijkt. Al blijft het voor mij de allerhoogste eer, temeer daar mijn beeldhouwwerken na Parijs ook in Londen zullen worden tentoongesteld.»NIET VOOR HET GELD
Voor een ‘Creten’ betalen kunstliefhebbers tussen 1.000 en 80.000 euro. «Ik verkoop er de laatste tijd best wel wat. Al ben ik niet in deze wereld gestapt voor het geld.» In het werk van Creten keert vaak hetzelfde thema weer: het vrouwelijke lichaam. «Ik beeld graag een vrouwentorso af. Het lichaam van een vrouw is interessant voor een kunstenaar. Het 
straalt tegelijk schoonheid en gevaar uit. Zachtheid en scherpte.»
Creten mag dan wel het Louvre hebben gehaald, hij heeft nog één grote droom: «Een grote tentoonstelling van mijn werk in België. Dan zou het pas helemaal àf zijn.»
©Het Laatste Nieuws, 2005 Aurex NV

Frank HEIRMAN, Het Belang van Limburg & Gazet van Antwerpen, 23-11-2005

Contrepoint 2, van 1/12 tot 2/2 2006 in Louvre, Parijs
Dode Vlaamse meesters hangen er genoeg in het Louvre in Parijs, maar Johan Creten is de eerste levende kunstenaar die zijn werken mag tonen in het meest gerenommeerde museum ter wereld. De 42-jarige Truienaar is in Frankrijk en Amerika bekender dan in eigen land. “Ik ga waar men me vraagt en waar ik me kan verrijken”, zegt hij.
Truiense kunstenaar Johan Creten eerste levende Vlaming in Parijse Louvre
PARIJS – 
Als er geen stakingen zijn, begint Johan Creten vandaag aan de opstelling van drie monumentale werken in het Louvre. De Parijse kunsttempel waar Leonardo da Vinci en Rubens triomferen, startte vorig jaar een experiment met hedendaagse kunst. Dat krijgt vanaf 1 december een vervolg. Creten is een van de tien artiesten die ervoor uitgenodigd werd, naast beroemde collega’s als Louise Bourgeois, Jim Dine, Jean-Luc Vilmouth en Bertrand Lavier.
“We stellen in het département des objets d’art tentoon. Door historische voorwerpen met hedendaagse kunst te confronteren, wil het Louvre een ander publiek aantrekken voor minder bekende afdelingen”, verduidelijkt Creten die al anderhalf jaar voor de porseleinfabriek in Sèvres werkt. Creten presenteert een torso van 90 centimeter hoog en twee keramieken sculpturen van 1,20 bij 1,20 meter. “De grootste voorwerpen die ooit in de ovens van Sèvres zijn gebakken. Ik heb gebruik gemaakt van honderd jaar oude steengoed- en glazuurtechnieken.”
Toch beschouwt Creten zich niet als een keramiekkunstenaar. Hij studeerde schilderkunst bij Karel Dierickx aan de Academie van Gent. Hij tekent ook en maakt bronzen. “Voor vele critici is keramiek een vies woord. Klei is voor hen iets waarin je je handen zet, terwijl een echte kunstenaar met zijn hoofd werkt. Die visie drukte de conceptuele kunst door, maar voor mij is dat een bourgeoisopvatting. Klei is een even goed middel om psychologische en sociaal-politieke ideeën uit te drukken.”Privé-verzamelaars
Momenteel exposeert Creten drie sculpturen bij Transit in Mechelen, zijn trouwe galerie die hem al sinds 1990 steunt. “Ik groei en Transit groeit met mij. Ik heb vele trouwe privé-verzamelaars. Vroeger betaalden ze 1.000 euro voor een sculptuur van mij, nu offeren ze veel op om de duurdere nieuwe stukken te kopen.”
Met de expositie in het Louvre en volgend jaar ook in de Wallace Collection in Londen zal de prijs van Creten verder stijgen. Hij brak internationaal door in 1998 toen hij bij Robert Miller Gallery in New York exposeerde. Nadien volgden presentaties in tal van Amerikaanse, Duitse en Franse musea. “Belgische musea zijn ook in 2006 nog niet in zicht”, besluit Creten, “Enkel het museum van Oostende kocht ooit twee werken.”
©2005 Het Belang van Limburg

Dirk Martens, Het Nieuwsblad, 27-12-2005


Belgische kunst
Het jaar waarin Tuymans een begrip werd.
Terwijl de viering van 175 jaar België ons getoond heeft, hoezeer België zelf een kunstwerk is, groeien onze bekendste kunstenaars uit tot steeds grotere vedetten. Ook op de wereldkaart, ook op de internationale kunstmarkt. Getuige dit overzicht van een vruchtbaar jaar. 

Jan Hoet opent ,,zijn” nieuwe museum in Herford (Duitsland) met een tentoonstelling over helden, idolen en hun exploten in een prachtig gebouw van Frank Gehry. 
Het kunstblad ArtReview roept Damien Hirst, ,,bad boy” van de shockerende Brit Art, uit tot de machtigste man van de kunstwereld. Hirsts vroegere werk blijft het doen. Een Amerikaan betaalt 10 miljoen euro voor Hirsts beroemde haai op sterk water uit 1992. 
De tentoonstellingsbezoeker wordt verwend. Bozar brengt met het fascinerende Visionair België de laatste tentoonstelling van kunstpaus Harald Szeemann (die echter sterft in februari). Brugge presenteert de finefleur van de hedendaagse kunst op Soul.Europalia Rusland brengt meer dan twintig tentoonstellingen, waarvan de twee belangrijkste (Avant-garde in Rusland en Van tsaar tot keizer in het Paleis voor Schone Kunsten) bijna 120.000 bezoekers trekken. 
Na de vijfjaarlijkse Documenta in Kassel is de Biënnale van Venetië het belangrijkste hoogfeest van de actuele kunst. De Vlaming Honoré d’O resideert met zijn werk in het Belgisch paviljoen in de Giardini. De opdracht is niet min: Luc Tuymans evenaren, die vier jaar geleden een opgemerkt internationaal succes boekte met zijn Congo-reeks Mwana Kitoko. 
Luc Tuymans, in 2004 nog de eerste Belg bij leven in Tate Modern, blijft de ster van de veilingen in New York. In mei gaat zijn schilderij Sculpture er voor 1,16 miljoen euro onder de hamer bij Christie’s. Dat is een record voor een hedendaags Belgische kunstenaar. ,,Op dit ogenblik zijn de fletse, wazige borstelstreken van Tuymans’ werk zo paradigmatisch en invloedrijk dat het adjectief tuymansiaans even betekenisvol is als kafkaiaans”, schrijft een kunstcriticus bij een Tuymans-tentoonstelling in zijn vaste galerie, David Zwirner in New York. 
Vooral de actuele en de moderne kunst doen het sowieso het hele jaar door erg goed op de kunstmarkt, met een nieuwe recordprijs voor een naoorlogs kunstwerk (20 miljoen euro voor een beeld van David Smith). Ook de oude kunst blijft in de gunst van de verzamelaars, met o.m. de recordprijs voor een Venetiaans stadsgezicht van Canaletto (16,8 miljoen euro). 
De kunst van Jan Fabre is wereldberoemd in Japan, zo komt De Munt-chef-dirigent Kazushi Ono ons vertellen. Searching for Utopia, de bronzen schildpad met Fabre als ruiter (blikvanger van 2003 Beaufort), wordt aangekocht door Nieuwpoort voor 315.000 euro. Totem, de kever van Jan Fabre op het Monseigneur Ladeuzeplein, is een verjaardagscadeau van de KU aan Leuven. Bij Friedl’ Lesage in de studio bekent Fabre dat hij als puber in de Seefhoek lid was van een inbrekersbende. 
Een nieuwe grote naam is die van Michael Borremans. Diens schilderijen worden gekocht door grote musea zoals het MoMA in New York en verzamelaars van Bazel tot Tokyo. Het Smak leert nu ook de Vlamingen Borremans’ prachtige schilderijen kennen. 
Wim Delvoye kweekt op industriële schaal varkens in China (om ze te tatoeëren). De Art farm, waar hij varkens tatoeëert, moet een persiflage worden op een kapitalistische onderneming, moet ook geld opbrengen. Daarvoor rekent Delvoye op zijn varkens. In België is het kweken en tatoeëren van de dieren te duur en steekt Gaia stokken in de wielen. 
Panamarenko is ,,binnen”. Op de opening van de ultieme Panamarenko-retrospectieve in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel maakt onze beroemdste levende kunstenaar bekend, dat hij met pensioen wil en gewoon als de onlangs getrouwe Henri Van Herreweghe (65) door het leven wil gaan. Panamarenko’s nieuwe galeriehouder, Jos Jamar, is totaal verrast. Luchtschipbouw, de expositieruimte in Borgerhout, wordt verkocht. De grote retrospectieve heeft minder succes bij het grote publiek dan verhoopt. 
Sinds anderhalf jaar werkt de Belgische kunstenaar Johan Creten in de Franse porseleinfabriek van Sèvres. Hij is de eerste Belg die bij leven in het Louvre in Parijs mag exposeren. Daar zijn ze tot 20 februari te bezichtigen in het Département des Objets d’art. 
Houtkunstenaar Jan de Cock mag in Tate Modern in Londen zijn installaties tonen. Na Luc Tuymans is hij nog maar de tweede levende Belgische kunstenaar die die eer te beurt valt. 

© 2005 Vlaamse Uitgeversmaatschappij n.v.

Frank Heirman, Gazet van Antwerpen, 24-12-2005

Luc Tuymans (47) 
Wim Delvoye (40) 
Panamarenko (65) 
Jan De Cock (29) 
David Claerbout (36) 
Johan Creten (42) 
Michaël Borremans (42) 
Francis Alÿs (46) 
En de oudjes 
Schilders zonder grenzen 
Vlaamse kunstenaars schuiven op naar wereldtop in 2005
Luc Tuymans (47) 
Op 11 mei hamerde Christie’s in New York het schilderij Sculpture van Luc Tuymans af op 1.158.000 euro. Nog nooit werd voor een levende Vlaamse kunstenaar zo’n bedrag betaald. Tuymans’ grote retrospectieve in Tate Modern en in de kunsthal K21 in Düsseldorf hebben de Antwerpse kunstenaar naar de Champions League geloodst. In oktober bevestigde Tuymans zijn reputatie met tien nieuwe schilderijen bij Galerie David Zwirner in New York. In een mum van tijd gingen ze de deur uit, de helft naar toonaangevende Amerikaanse musea zoals het MoMa in New York.Wim Delvoye (40) 
Wim Delvoye was een jaar lang niet uit het nieuws te branden met zijn getatoeëerde varkens. Hij presenteerde het project, waarvoor beleggers zelfs kunstaandelen konden kopen, in geuren en kleuren op de Biënnales van Lyon en Peking. In de Chinese hoofdstad haalde hij de internationale kranten met een gewraakte Lenin-tatoeage. Ondertussen liet hij een equipe even buiten Peking een Art Farm uitbouwen, niet alleen een productiecentrum voor getatoeëerde varkens maar op termijn ook een toeristische attractie. De eerste tv-ploegen kwamen al filmen. In eigen land werkte Delvoye zich in de kijker met een tien meter hoge Brabo-fontein voor het hoofdkwartier van de Katoen Natie in Kallo.
Panamarenko (65) 
De Antwerpse luchtschipbouwer verbaasde vriend en vijand toen hij bij de opening van zijn grote reptrospectieve in het Brusselse Museum voor Schone Kunsten aankondigde dat hij genoeg had vervaardigd en op pensioen ging. Aan de vlieg-, vaar- en voertuigen die hij in zijn veertigjarige carrière ineenknutselde, hangt inmiddels een stevig prijskaartje. Dat mocht de Vlaamse gemeenschap ondervinden die 348.000 euro moest ophoesten om Prova Car, een houten koerswagen uit 1968, bij Christie’s in Londen weg te kapen. Op de valreep was er ook slecht nieuws: galerist Jos Jamar sluit en verkoopt het Panamarenko-centrum in Borgerhout.
Jan De Cock (29) 
Jan De Cock is nog geen dertig, maar rijdt al rondjes in het internationale circuit. Na zijn bijdrage aan de Biënnale van San Sebastian, de creatie van een cafetaria in Bozar Brussel en een ingreep in de Schirn Kunsthalle in Frankfurt, mocht de Brusselaar in de zomer aan de slag in Tate Modern in Londen. Met groen timmerhout maakte hij binnen en buiten verrassende sculpturen die overal lof oogstten en tal van nieuwe opdrachten voor de toekomst opleverden.David Claerbout (36) 
De Kortrijkzaan woont en werkt halftijds in Antwerpen en Berlijn. Zijn complexe beeldinstallaties vergen inspanning en tijd van de kijker. Veel van zijn dvd-beelden lijken zelfs nauwelijks te bewegen. 2005 betekende de internationale doorbraak met tentoonstellingen in de Academie van Berlijn, het Vanabbemuseum in Eindhoven en het museum van Dundee. Een show bij de gerenommeerde galerie Yvon Lambert vestigde zijn naam in New York.Johan Creten (42) 
Net als Auguste Rodin, Louise Bourgeois en Jeff Koons kreeg Johan Creten de opdracht van de prestigieuze Manufacture de Sèvres om kunstwerken in keramiek te komen maken. Drie torso’s mocht hij in het Louvre exposeren. Dode Vlaamse meesters hangen er genoeg, maar de Truienaar was de eerste levende Vlaming die de eer kreeg om te exposeren in het belangrijkste museum ter wereld. In eigen land hebben musea Creten nog niet ontdekt, maar in de States en Frankrijk is hij een ster. Volgend jaar is hij te gast in de historische Wallace Collection in Londen.Michaël Borremans (42) 
Volgens ‘Contemporay Art in Belgium 2006′ kost een nieuw doek van Michaël Borremans al 55.000 euro. Dat komt ervan als je werk in Amerikaanse musea zit en gegeerd door privé-verzamelaars van Miami tot Tokio. Vier jaar geleden werd de volslagen onbekende tekenaar uit Geraardsbergen gelanceerd op de kunstbeurs van Bazel en sindsdien ging zijn carrière als een raket. In 2005 had hij expo’s in het SMAK in Gent en in musea in Londen en Dublin. Net zoas Tuymans wordt zijn werk verdedigd door galerij Zeno X in Antwerpen en David Zwirner in New York.

Francis Alÿs (46) 
De in Antwerpen geboren, maar in Mexico wonende architect Francis Alÿs is wellicht na Tuymans de bekendste en duurste Belgische kunstenaar. El Soplon, een assemblage van vier schilderijen uit 1995, werd een maand geleden bij Sotheby’s New York afgeklopt op 505.000 euro. Overal waar Alÿs komt, baart hij opzien. In 2005 zette hij Londen op stelten door een vos in de National Portrait Gallery los te laten. Alÿs wou het beestje ook nog in andere bekende gebouwen langs de bewakingscamera’s loodsen, maar dat stuitte op een veto. Niets is voor ‘flaneur’ Alÿs onmogelijk. In zijn nieuwe thuisstad liep hij ooit opzichtig met een revolver rond tot hij gearresteerd werd en in Lima huurde hij werklozen in om een berg te verleggen.

En de oudjes 
Hedendaagse kunst beleeft een topperiode, maar ook dode meesters bleken in 2005 nog springlevend. De kunstenaar die het sterkst in de markt lag, bleek Peter Paul Rubens. Zijn olieverfschets De jacht van Meleager en Atalanta uit 1630 vond in december bij Christie’s Londen een koper voor 4,6 miljoen euro. De duurste moderne in 2005 bleek Theo Van Rysselberghe, wiens Haven van Sète (1892) 2,6 miljoen euro haalde bij Christie’s New York. Bingo ook voor surrealist Paul Delvaux, wiens surrealistische La vénus endormie (1943) in juni bij Christie’s in Londen 1.692.000 euro bereikte. Delvaux zorgde ook voor het duurst verkochte schilderij op Belgisch grondgebied: Beaux Arts Brussel veilde De fluitspeler voor net geen 700.000 euro. Andere opmerkelijke (binnenlandse) prijzen waren er voor een exotisch Bali-tafereel van Le Mayeur (320.000 euro bij Amberes Antwerpen), een theepot van Henry Van de Velde (210.000 euro bij Beaux Arts Brussel) en een kubistische compositie met muziekinstrumenten van Floris Jespers (148.000 euro bij De Vuyst in Lokeren).
© 2005 De Vlijt n.v. 2008 – Musée de la Chasse et de la Nature 24/6-26/10/2008 & Galerie de la Manufacture nationale de Sèvres 14/10-31/12/2008:On the initiative of the Sevres National Manufactory, the Museum of Hunting and Nature (Musée de la Chasse et de la Nature) has invited Johan Creten to exhibit some of his work. A sculptor and ceramist, the artist who originates from Belgium has just completed a three-year residency at the Manufactory. The culmination of that fruitful creative period is being celebrated by the exhibition at the Musée de la Chasse et de la Nature. In the autumn, the Manufactory’s Paris gallery will extend the tribute. For five months, monumental sculptures, drawings and bronzes will be set amongst the naturalistic collections on display in the Musée de la Chasse et de la Nature. The decision to open up the permanent exhibition space to works by Johan Creten was taken against the background of a policy of collaboration with the Sevres Manufactory, originally initiated by the museum, in 1964, with animal paintings produced by François Desportes.
During his three-year residency, the first of its kind for the Manufactory, Johan Creten created unique works that express his complex personality. Earthy, sometimes disturbing, his large sculptures made from stoneware or enamelled porcelain raise questions about sexuality, religion, death and politics. In the works produced by this artist in his ‘travelling studios’, ancient history takes on new forms that are both attractive and atypical, where reality and the imaginary are intertwined in an original and colourful take on surrealism.
Robustness combined with the vulnerability of the material is a feature of his compact compositions, often covered with plants and flowers.
His contrasting or languid lines bring to mind both the ephemeral and distant past.
Whilst in residence, Johan Creten wanted to make use of Sevres stoneware which had ceased to be produced at the mill since the 1960’s ; in the laboratory he selected strange and complex glazes, their depth reminiscent of the hidden depths of the ocean ; he revived the technique of ‘pastillage’ that dates back to the 18th century, fashioning a rose out of porcelain… one of the many passionate exchanges that took place over the course of his three-year stay between the artist in residence and the studios of the Manufactory.
With a reputation today for welcoming contemporary art, the Musée de la Chasse et de la Nature is set to add to its accolades via this latest exhibition. The tradition connected with hunting and nature was bound to appeal to Johan Creten, and after spending three years with the Sevres Manufactory he has extended his vocabulary. Octopuses with an infinite number of tentacles, bizarre characters, shellfish clinging to the walls, torsos covered in roses, hermaphrodite couples…
And so the Musée de la Chasse et de la Nature has a new face. In the entrance courtyard, the bronze sculpture Why does strange fruit always look so sweet ?, of imposing size, stands as a question regarding the human condition. In the room dedicated to temporary exhibitions, the artist has installed a group of pieces made from ceramic and for the first time is showing Paris his drawings and watercolours.
Within the Museum, pieces in stoneware and bronze stand out in the middle of a collection of paintings featuring beasts that are breathing, panting, devouring, asleep or on watch, unusual objects, pot à oille, zoomorphic terrines… The arrangement seems random, but in fact it reflects the mysterious world of Johan Creten, where mythology mixes with the bravery of a warrior and the virtues of ancient chivalry.
Here, the man-woman duality is cancelled out, giving way to the posture of the warrior.
The Johan Creten exhibition will transfer to the gallery owned by the Sevres Manufactory in place André Malraux (Palais Royal), from 14 October to 31 December 2008, whereas other work by Johan Creten can also be seen at the Emmanuel Perrotin gallery in Paris and Transit gallery in Mechelen, Belgium. A catalogue charts the creative output of the artist during his time spent submerged in the depths of the Sevres Manufactory, the techniques he uses, his background and heritage.Creations by the artist Johan Creten, produced whilst artist in residence with the Sevres National Manufactory, are being displayed within the Musée de la Chasse et de la Nature : his monumental sculptures in ceramic contrast with the naturalistic collections on view in the Museum. The decision to give space within the Museum to works by Johan Creten is part of a collaboration with the Sevres National Manufactory that was initiated at the time when the Maison de la Chasse et de la Nature was founded.
In 1964, wanting to set up a museum devoted to hunting and animal art, patrons François and Jacqueline Sommer sought to add to the works of art they had acquired with a passion. They approached public collections, in particular the Sevres Manufactory. In fact, the latter had in its archives an exceptional collection of animal works of art, initially intended to be used as models for porcelain painter decorators.
François et Jacqueline Sommer offered to pay for them to be restored in exchange for being able to keep some of them, which is how the Musée de la Chasse et de la Nature now has such a wide and diverse collection of paintings by François Desportes (1661-1743), regarded as one of the leading French animal artists.
Through its programme of temporary exhibitions, the Musée de la Chasse et de la Nature is devoting itself to showing the relationship between man and animal and man and nature that is an inspiration to modern day artists. The work of Johan Creten plays on the co-existence between the human, animal and vegetable. Whilst expressing a certain affinity with the creations of a Renaissance artist such as Bernard Palissy, his ceramic sculptures where the glaze accentuates the ambiguity, have a recurring theme of hybridisation.
Imbued with classical culture, Johan Creten has already played the game of confrontation with ancient works of art: in 2005 he was invited to exhibit amongst objets d’art in the Louvre, then in 2007, at the Musée Royal de Mariemont. At the Musée de la Chasse et de la Nature, mixed in amongst the permanent collections on display, the sculptures of Johan Creten form a
counterpoint to paintings depicting flora and fauna, whereas the temporary exhibition hall is entirely devoted to a display of his recent sculptures together with their preparatory sketches.
[Claude d’Anthenaise]

JOHAN CRETEN EX NATURA
Changing shape, changing direction, rebelling, existing, expressing, and breaking the mould. Creten’s work is constantly evolving, contracting and swelling within the confines of a medium that is unique yet steeped in history : ceramic, and which he has liberated from its old constraints. This is the material that Johan Creten has chosen to work in, which first appeared in the Far East around the 10th century Before Christ.
Clay, an unknown material, infinitely variable and lending itself to invention, mysterious because it is constantly mutating, clay blossoms in the hands of an artist, metamorphosing as it dries, being transmuted by fire in the kiln and shattering in the slightest fall. Johan Creten seeks out such fragility. For some time he has been wanting to escape from the finality of the finished article. (…) He entrusts his view of the world to this untameable material that resists his intentions. He loves it, it crumbles, breaks, splits, separates, in short it resists. It is a cruel mistress. ‘My pieces are often like wounds,’ he says, ‘Marks of experience ; an object is only whole when it is perfect, but for me it has to be damaged, I don’t stick the flowers back on’. The marks are crucial. His pieces need to be caressed, mistreated, they are badges of honour and that does not make them any less strong. In the East, ceramics are repaired with gold or silver, clearly visible and accentuated (..).
[Nathalie Viot]
download here the presskit [francais/english] [850 kb]
© Galerie Transit 2024 – Webdesign Webit
Privacy | Cookiebeleid